dinsdag 30 oktober 2007

Week 22/10/07 – 28/10/07

Donderdag hadden we een eerste vergadering met de leraars van het CFP onder leiding van de directeur. Twee onderwerpen werden herhaaldelijk door de leraars aangehaald: enerzijds het zwakke niveau van leerlingen die de materie van het voorgaande jaar niet beheersen en anderzijds het grote aantal leerlingen per klas. De combinatie van deze twee gegevens maakt het bijzonder moeilijk om in te schatten of en hoe snel men met de leerstof zal kunnen voortmaken, vooral voor vakken waar men voortbouwt op de materie die vroeger gezien is. Het stelt de leraars voor de vraag hoeveel tijd te besteden aan de herhaling van basiskennis. Dit vormt een probleem, aangezien we een planning van ons leerprogramma moeten opmaken.


M2/E1: de klas van 82 leerlingen

Voor beide klassen waaraan ik lesgeef, volg ik het programma wiskunde zoals het is goedgekeurd door het Ministerie van het Secundair Onderwijs. Voor een 4-urenrichting zit dit programma echter lekker vol, zeker als men weet dat het schooljaar pas in oktober begint en sommige leerlingen al einde mei vertrekken om op hun veld te gaan werken. Bij de klas ‘Metsen 1’ heb ik echter goede hoop om de leerstof gedaan te krijgen. Het programma bevat 19 hoofdstukken waarvan er maar liefst 5 (ivm de oppervlakte en inhoud van driedimensionale figuren) ook bij het vak ‘Toegepaste wiskunde’ worden gezien. Die 5 hoef ik dus niet meer voor mijn rekening te nemen. Bij de samengestelde klas ‘Metsen 2/Elektronica 1’ kan ik slechts 1 hoofdstuk aan mijn collega doorschuiven. Aldus bestaat het programma uit 16 hoofdstukken waarvan de materie moeilijker is en bijgevolg meer tijd vraagt om uiteengezet te worden, vooral gezien het zwakke niveau van sommige leerlingen. Hier wordt het een hele uitdaging om het programma afgewerkt te krijgen.


Surveillant Etienne en leerkracht Honoré

Op zich denk ik niet dat Belgische leraars met een ander probleem geconfronteerd worden dan hun Afrikaanse collega’s als ze een leerprogramma dienen af te werken, maar het grote aantal leerlingen per klas maakt dat (in mijn geval bij een samengestelde klas) het niveauverschil tussen de leerlingen groter kan zijn, er minder individuele begeleiding is en er wellicht minder leerstof kan behandeld worden. Met andere woorden het grote aantal leerlingen per klas heeft wel degelijk een invloed op de kwaliteit van het onderwijs. De directeur heeft ons gevraagd van onze genialiteit gebruik te maken om creatief met de situatie om te springen. De leraars dienen in staat te zijn zich aan de situatie aan te passen.

Mis voor het nieuwe schooljaar

Zaterdag werd met een mis voor al de leerlingen van Nouna het schooljaar officieel geopend. Dit vormde meteen het startschot voor een nieuw seizoen van l’aumônerie ofwel de aalmoezenierswoning. Deze ‘woning’ is een soort van jeugdhuis onder leiding van het bisdom dat allerhande activiteiten voor jongeren organiseert. Zo beschikt l’Aumônerie over een bibliotheek, is er een theatergroep, wordt er aan sport gedaan, staan er vanaf dit jaar ook twee computers ter beschikking, wordt er catechese gegeven en koestert men de ambitie om met een heus orkest te beginnen. Het aanbod van de aalmoezenierswoning wordt dit jaar aangevuld met de drum- en schaakcursus waarmee ik vanaf volgende zaterdag zal starten.
De drumcursus past perfect binnen plannen van abbé Pierre Sanou om binnen een aantal jaren met een echt jeugdorkest op de proppen te komen. Het is in dit kader dat hij een aantal jaren geleden aan Afrant de vraag heeft gesteld om een aantal blaasinstrumenten op te sturen. Bovendien heeft abbé Pierre deze zomer met de steun van Afrant in Lyon een aantal instrumenten van zeer degelijke kwaliteit (waaronder elektrische gitaar + bas, versterkers, drumstel, conga’s, bongo’s etc.) kunnen aankopen. Ik was aangenaam verrast toen ik het drumstel mocht in elkaar zetten.


De nieuwe muziekinstrumenten worden voorgesteld tijdens de mis

Tijdens de mis werd meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om al de activiteiten die binnen l’aumônerie plaatsvinden, voor te stellen. Zo werden al de nieuwe instrumenten in de kathedraal opgesteld om na de mis een kleine demonstratie te geven (en op het einde van de mis met wijwater ingezegend te worden). Eveneens kreeg ik de kans om voor een kathedraal vol kinderen mijn schaakcursus te komen voorstellen. Alleen hebben de missen hier in Nouna de neiging om nogal lang te duren. Een mis op zondag van twee uur is een normale zaak. Dus op het einde van de mis die reeds twee uur had geduurd, kreeg ik de dankbare taak om voor een kathedraal vol ingeslapen leerlingen mijn schaakcursus uit de doeken te doen. Als dat maar goed afloopt! Wat de opkomst zal zijn, zullen we volgende zaterdag zien. Maar ik heb alvast één positieve reactie gekregen van een collega van het CFP die het een heel goed initiatief vond van mij om de leerlingen een beetje cultuur bij te brengen. Dat steekt wel een hart onder de riem. Tenslotte is het schaakspel hier nauwelijks gekend en heb ik geen flauw idee of er interesse voor de cursus zal zijn.

Mis voor de opening van het nieuwe schooljaar

Zondag zijn abbé Zéphyrin, abbé Bernard, Samuel Toe en ik naar Goni afgezakt voor een eerste ontmoeting met de lokale bevolking. Goni is het broussedorp op 22 km ten zuiden van Nouna waar op 1 november met de werken voor een middelbare school gestart zal worden. Het project wordt gefinancierd door Afrant. Aangezien abbé Zéphyrin nog altijd een vooraanstaande rol speelt in de samenwerking tussen Afrant en Ocades is hij uiteraard van de partij. Goni is het geboortedorp van abbé Bernard, de eerste pastoor van de kathedraal van Nouna, dus is het ook evident dat hij aanwezig is om het contact met de plaatselijke bevolking vlot te laten verlopen. Samuel Toe tenslotte is de verantwoordelijke van Ocades voor de opvolging en evaluatie van projecten die hier in de regio van Nouna door Afrant financieel ondersteund worden.


Vergadering met de hoofdmannen van de grootfamilies van Goni

Bij aankomst in Goni worden we ontvangen door de ‘délégué’ van Goni. Het is op zijn woonerf dat de ontmoeting met de hoofdmannen van de grootfamilies zal plaatsvinden. De ontmoeting tussen Ocades en de hoofdmannen van het dorp dient om de bijdrage van de lokale bevolking aan de werken te verzekeren. De mensen van Goni zullen de aannemer bijstaan bij de uitvoering van karweitjes waarvoor geen scholing nodig is zoals de aanvoer van zand en water, het mengen van de cement, enz… Ocades voert een politiek om de mensen die voordeel halen uit een ontwikkelingsproject, te doen deelnemen aan de werken. Op die manier wordt de plaatselijke bevolking geresponsabiliseerd en aangemoedigd om het verschil te maken. Het project is er immers voor hen. Men wil bereiken dat de mensen van Goni de middelbare school na verloop van tijd als hun eigen school gaan beschouwen, en niet zomaar als een gebouw dat uit de hemel is komen vallen. Bovendien is het een manier om geld uit te sparen.
Op de vergadering komen ongeveer vijftien notabelen opdagen. Eerst worden de vier gasten voorgesteld. Abbé Bernard vervult zowat de rol van tolk en zet vervolgens nog eens de aanleiding van de ontmoeting uiteen. Al gauw blijkt echter dat november voor de lokale bevolking een moeilijke maand is om beschikbaar te zijn voor de werken, aangezien de boeren nog volop aan het oogsten zijn. Een goede organisatie dringt zich dan ook op. Een geluk is dat men bij de constructie van het plaatselijke CSPS (Centre de Santé et de Promotion Sociale) de lokale bevolking reeds heeft gemobiliseerd. De mensen van Goni hebben dus al ervaring met de participatie aan een ontwikkelingsproject en de afgevaardigde van het dorp zegt dat de aannemer over acht groepen mensen zal kunnen beschikken die elkaar dag na dag op de werf zullen aflossen. Samuel Toe merkt op dat wellicht ook de bevolking uit de omliggende dorpen gebruik zal maken van de school en dat ook zij op haar verantwoordelijkheid kan aangesproken worden. De afgevaardigde antwoordt dat de mensen van vijf omliggende dorpen ook gebruik maken van het CSPS en dat men hen kan aanspreken om te komen helpen. Daarentegen zijn er ook dorpen uit de omgeving die niet zo tevreden zijn dat de school in Goni zal gebouwd worden. Een middelbare school van de staat zou wellicht in de hoofdplaats van de regio, Dokui, gebouwd zijn. Gevoelens van jaloezie zijn dan ook niet veraf.


Groepsfoto: ikzelf, de délégué van Goni, abbé Zéphyrin en Samuel Toe (met kip!)

Ik mag op het einde ook nog een woordje placeren en zeg dat Afrant heel blij en trots is op haar deelname aan de realisatie van de school. We beseffen maar al te goed het grote gebrek aan middelbare scholen in deze streek en hopen dan ook met onze deelname een bijdrage te leveren, niet alleen aan de ontwikkeling van de regio, maar ook aan het geluk van haar bevolking. Dat God de werken mag zegenen, dat God de samenwerking tussen de aannemer, de mensen van Goni, Ocades en Afrant mag zegenen opdat we binnen een paar maanden een stevige school zullen zien verrijzen. Ik zeg nog in het Djoela dat ik momenteel Djoela aan het leren ben (‘Ne be Djoelakan dègè’) en dat wordt door de hoofdmannen wel geapprecieerd. Na een uitgebreid afscheidsritueel met de hoofdmannen krijgen we van de afgevaardigde nog een lekkere maïstô-maaltijd voorgeschoteld. Hierna is het tijd om terug huiswaarts te keren, maar niet zonder eerst nog twee kippen in ontvangst genomen te hebben.

Geen opmerkingen: