woensdag 24 oktober 2007

Week 23/09/07 – 29/09/07

Na mijn bezoek zondag aan Paranzo en Tiénékui, blijf ik ’s avonds in de pastorij van Djibasso overnachten. De volgende morgen krijg ik een lift van een chauffeur van Ocades naar Nouna. De brommer wordt stevig in de open kofferbak vastgemaakt en weg zijn we. De lift komt goed uit, want op die manier spaar ik weer benzine uit en kan ik het ook wat rustiger aan doen, want ik voel mij steeds zieker worden. De klieren in mijn hals zijn serieus opgezwollen en de koortsblazen in mijn mond maken me op sommige momenten waanzinnig. Zou dit de voorhoede kunnen zijn van een malaria-aanval? Ik heb geen risico genomen en ben sinds zaterdag de tabletten van Arinat aan het nemen, een curatief geneesmiddel tegen malaria. De ziekte komt wel slecht uit, want het is een week voordat de school weer begint en ik had juist graag een tandje bijgestoken. Toch zal ik voldoende rust moeten nemen. Ik wil alleszins vermijden dat de malaria op de achtergrond blijft sluimeren.

Maandagavond begint er in het vormingscentrum een driedaagse conferentie van alle religieuzen uit het bisdom Nouna. Het bisdom strekt zich uit over de provincies Kossi en Banwa en bestaat in totaal uit 8 parochies: Djibasso, Bomborokui, Nouna en Zekui-Doumbara in het noorden, Tansila, Sanaba, Solenzo en Kouka in het zuiden. Tijdens deze drie dagen zullen de belangrijke thema’s en activiteiten van het komende pastorale jaar besproken worden. Zo een groep van zestig priesters en nonnen bij elkaar, dat geeft toch een apart, maar wel hartelijk sfeertje. Ik vraag hier en daar wat er zoal besproken wordt en één thema is bijvoorbeeld de vraag hoe men de gelovigen ertoe kan aanzetten om zelf meer initiatief te nemen, om zelf meer activiteiten te ontwikkelen die voortvloeien uit hun christelijke overtuiging. Een ander thema dat hoog op de agenda staat, is de vorming van de mensen in de dorpen. Als men wil dat de mensen in de dorpen hun eigen, vaak moeilijke situatie zelf in handen nemen, is het noodzakelijk om hen hiertoe de nodige vorming te geven. Deze vormingen kosten veel geld en abbé Zéphyrin zegt mij dat men Afrant en haar voorzitter deken Verhaert zal vragen om deze vormingen te sponsoren.

Ondertussen zijn er in de loop van de week ook twee Zweedse onderzoekers van de universiteit van Stockholm, Elin en Jaran, in het vormingscentrum gearriveerd. Ze willen hier in het ‘Centre de Recherche en Santé’ (CRS) van Nouna een project van dataverzameling in verband met een AIDS-onderzoek opstarten. Blijkbaar worden er door het CRS systematisch gegevens verzameld over de gezondheidstoestand van de bevolking uit de regio Nouna. Elke maand trekt een horde enquêteurs de dorpen in om de mensen op verschillende medische parameters te bevragen. Elin en Jaran zijn hier om hun onderzoek aan de enquêteurs toe te lichten en om antwoord te bieden op problemen en vragen die zich in de loop van de eerste weken zouden stellen. De universiteit van Stockholm werkt voor dit AIDS-onderzoek samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen en de universiteit van Heidelberg. Elin en Jaran laten me weten dat er in het CRS nog wel meer, zo’n tiental, buitenlandse onderzoekers actief zijn. Ik ben er hier in Nouna alleszins nog geen tegengekomen. Het CRS lijkt me wel de ideale plaats te zijn om aan informatie te geraken over de lokale gezondheidstoestand. Ik zal er mijn licht eens moeten gaan opsteken.

Geen opmerkingen: