vrijdag 14 december 2007

Week 03/12/07 - 09/12/07

De winter is in het land! 's Nachts daalt de temperatuur onder de 10°C, wat wil zeggen dat het 's morgens en 's avonds best wel frisjes is. Een trui en sjaal komen nu goed van pas. De Burkinezen verschijnen in het straatbeeld met dikke jassen aan en mutsen op. Best wel grappig om zien. Voor de Europeanen is het nu aangenaam lenteweer. Overdag stijgt de temperatuur immers nog altijd boven de 20°C met regelmatig een fris windje.

Examentijd

Op school is het examenweek. Ik recupereer de belangrijkste vragen van de twee overhoringen en kwoteer op 40 punten. Ik verander niet te veel aan de vragen uit schrik dat de zwakste leerlingen er niets van gaan terecht brengen. Vragen waarbij men zelf een redenering moet opbouwen, is voor de meesten sowieso te veel gevraagd. Uiteindelijk komt het altijd weer op hetzelfde neer, nl. een gepast evenwicht vinden zodat enerzijds de zwakke leerling ook nog een aantal vragen goed kan oplossen (in de hoop dat hij nog minstens de helft haalt), en anderzijds het voor de slimme leerling nog een uitdaging blijft. Hoe dan ook geen gemakkelijke opgave in zo'n grote klassen waar het niveau tussen de leerlingen zeer ver uiteen ligt.
Ondertussen heb ik de examens al verbeterd en de resultaten liggen in de lijn van de overhoringen, dus daar zit ik wel goed, denk ik. De verbetering neemt echter wel heel wat tijd in beslag, aangezien het examen bijna dubbel zo lang is als één overhoring en er nu eenmaal 132 te verbeteren kopieën zijn. Sommige slimme leerlingen beklagen zich omdat ik punten heb afgetrokken, hoewel ze een juiste uitkomst hebben gegeven. Ze hebben echter niet alle tussenstappen op hun blad gezet. De tussenstappen zijn voor mij een (weliswaar bescheiden) manier om na te gaan of iemand afgekeken heeft. Dat er afgekeken wordt, is zeker. Maar wat ga je eraan doen in een klas waar leerlingen als sardientjes in een blik op elkaar zitten, maar tegelijkertijd de verste leerling toch nog tien meter veraf zit als je aan de ene kant van de klas staat?

De werf van de bureaus te Goni (met op de achtergrond de bibliotheek)

Donderdag breng ik opnieuw een bezoek aan de werf te Goni. Ik vraag aan Innocent of hij geen zin heeft om mij te vergezellen. Hij stemt toe en we vertrekken met zijn moto. Daar ben ik blij om, want dan hoef ik niet zelf te sturen (hèhè) en dan ben ik tenminste zeker dat ik niet in het zand zal bijten (hoewel je weet natuurlijk nooit). We komen rond 9u30 op de werf aan. Ik stel vast dat de arbeiders van de aannemer al ijverig aan het werk zijn, maar van de lokale bevolking is er nog geen mens te bespeuren. De werken zijn ten opzichte van vorige week toch al aardig opgeschoten. Men heeft de muren van de bibliotheek tot een bepaald niveau afgewerkt en de arbeiders zijn nu volop bezig aan de muren van de bureaus. Eén man verzorgt verder het houtwerk voor de fundamenten van het gebouw voor de klaslokalen en ondertussen worden natuurlijk nog altijd bakstenen aangemaakt.

Samen schiet het werk aardig op.


Eén man houdt zich bezig met het houtwerk voor de fundamenten van de klaslokalen.

Ik vraag de verantwoordelijke Ousmane naar de 'cahier de chantier'. In dit schrift worden normaal zorgvuldig alle gebeurtenissen en veranderingen op een werf genoteerd. Tot mijn grote verbazing geeft Ousmane mij een schrift, waar op geschreven staat 'cahier de chantier', maar waar niets in staat genoteerd. De schrift is nog volledig blanco. Dat moet ik toch eens bij Ocades navragen. Als we uit Goni vertrekken, vraag ik aan Basile, dorpsbewoner van Goni en vriend van abbé Bernard, hoe het komt dat de dorpsbewoners zo laat op de werf verschijnen. Basile die voldoende Frans beheerst, antwoordt mij dat de bewoners hetzelfde werkritme hanteren als voor het werk op het veld. In principe bepaalt elke dorpsbewoner zelf wanneer hij op zijn veld gaat werken. Het komt er dus min of meer op neer dat hij gaat werken 'wanneer hij daar goesting in heeft.' Dat is natuurlijk niet aangenaam voor een aannemer die van het werk van deze lokale bevolking afhankelijk is. Kan ìk daar misschien iets aan veranderen?

Steen per steen

Innocent en ik besluiten naar Nouna terug te keren via Kamadena, een dorp op 7 km van Goni waar men op dit moment een 'Centre de Santé et de Promotion Sociale' (CSPS), of beter gezegd het type van medische hulppost dat men in de meeste grotere dorpen aantreft, aan het bouwen is. Op deze werf in Kamadena is mijn goede vriend en metser Rafaël aan het werk. Ook in Kamadena werkt de aannemer samen met de lokale bevolking. Rafaël is over deze samenwerking echter helemaal niet te spreken. Hij zegt ronduit dat als hij geweten had dat hij met de plaatselijke gemeenschap moest samenwerken, hij niet zou gekomen zijn. Volgens Rafaël is het beter gewoon een financiële bijdrage van de bevolking te eisen, want nu is het de aannemer die de dupe is. De bewoners zeggen wel dat ze zullen komen werken, maar als puntje bij paaltje komt, gebeurt er niets. Ook zijn er vaak twisten binnen een dorpsgemeenschap. Hoe wil je dat mensen op een werf gaan samenwerken als ze onderling problemen hebben met elkaar?

Rafaël, Bonaventure, Souleymane en Innocent tijdens het middageten in Kamadena

Rafaël raadt mij echter aan om dikwijls de werf in Goni te bezoeken. De bewoners kunnen een vreemdeling en gast immers niets weigeren. Mijn aanwezigheid zou dus wel eens een stimulerend effect kunnen hebben. Als ik nu eens de bewoners van Goni zou gaan helpen bij de uitvoering van hun taken, zou dat hen misschien kunnen aanzetten om vroeger op de werf te verschijnen? Het is alleszins een interessante gedachte. Ik besluit dan ook in de volgende weken effectief mee te gaan werken op de werf. Benieuwd wat het resultaat zal zijn. Nadat Rafaël, Innocent en ik, samen met nog twee andere collega's in een lokaal stalletje in Kamadena gegeten hebben, keren Innocent en ik huiswaarts.

Ikzelf en Innocent

Het weekend breng ik door in de parochie van Bomborokui. Ook in deze parochie heeft Afrant een aantal projecten lopen en het is de sympathieke hoofdpastoor van Bomborokui, Patrice Faho, die me heeft uitgenodigd om tijdens dit weekend een tweetal projecten te bezoeken. Bomborokui is een klein stadje op de grote weg van Nouna naar Djibasso, waar voornamelijk Bwaba wonen. Deze etnische groep van Bwaba spreekt de lokale taal Bwamu, een taal die verwant is met het Boré, de taal van de Bobo in Djibasso. Dit in tegenstelling tot het Djoela dat verwant is met het Bambara en dat in grote delen van Zuidwest-Burkina wordt gesproken tot over de grenzen met Mali en Ivoorkust. Gelukkig verstaan de meeste Bwaba ook Djoela zodat de begroetingen uit mijn Djoela-cursus toch nog van pas komen.

De kerk van Bomborokui

Het team van de parochie van Bomborokui is drie pastoors en drie zusters sterk die samen instaan voor het zielenheil van 33 dorpen. Net als in Djibasso is het onmogelijk om elk weekend in elk dorp een mis te doen. De parochie kan dan ook rekenen op de steun van een 15-tal catechisten die voorgaan in een gebedsdienst bij afwezigheid van de pastoor. Ik vertrek vrijdagnamiddag rond 15u15 vanuit Nouna. Ik doe het rustig aan en rijd niet te snel, want de grote weg van Nouna naar Bomborokui zit vol verraderlijke putten en plekken met mul zand. Zo’n anderhalf uur later en 40 km verder word ik in Bomborokui ontvangen door curé Patrice Faho.

Sinds enkele jaren steunt Afrant een beroepsschool voor meisjes die door de parochie van Bomborokui uit de grond is gestampt. Nadat in de eerste jaren de gebouwen zijn gezet, is men vorig jaar met de eigenlijke opleiding begonnen. In de beroepsschool heeft men een driejarige opleiding op het oog voor meisjes van twaalf tot achttien jaar, waarbij het accent wordt gelegd op alfabetisering en het aanleren van het beroep van naaister. Daarnaast krijgen de meisjes nog lessen in hygiëne, economie, tuinbouw en godsdienst. De alfabetisering gebeurt in een eerste fase in het Djoela, dwz van het Bwamu naar het Djoela. In een tweede fase zal dan ook Frans aangeleerd worden.

De school bestaat uit verschillende gebouwen op een terrein van 3 ha.

Het onderwijs wordt verzorgd door curé Patrice Faho, zuster Joséphine en zeven externe leerkrachten. De meisjes verblijven intern in de school en zijn afkomstig uit de verschillende dorpen verspreid over de parochie van Bomborokui. Het inschrijvingsgeld bedraagt 10 000 CFA (= 15 €) en een zak gierst, maar dit volstaat echter niet om heel de opleiding te bekostigen. Momenteel zijn er 22 leerlingen, waarvan er twee in het tweede jaar zitten en twintig in het eerste jaar.

De les hygiëne kan beginnen.

Zaterdagvoormiddag breng ik samen met zuster Joséphine een bezoek aan de beroepsschool. De school ligt op zo’n 5 km van het centrum. Op het programma staat een les in hygiëne met als thema ‘Hoe zich beschermen tegen ziekten?’. In de les gaat het voornamelijk om welke voorzorgsmaatregelen men in acht moet nemen om een maaltijd op een hygiënische wijze klaar te maken, zoals bijvoorbeeld het wassen van de handen met zeep, het vermijden van vuil water, het goed doorbakken van het vlees, het afdekken van de bereide maaltijd, enz. Tijdens de les geeft de zuster het beste van zichzelf en de meisjes werken goed mee in de klas. Ik slaag er niet in een jaloerse gedachte te onderdrukken. Een klas van slechts 22 leerlingen, wat een droom… Patrice Faho wil in de komende jaren het aantal leerlingen opdrijven. In de school kunnen immers gemakkelijk 40 leerlingen verblijven. Hiervoor is echter nog de nodige promotie van de opleiding en sensibilisering in de dorpen vereist.

Zuster Joséphine geeft het beste van zichzelf.


Aandachtige leerlingen

Nadat de les in hygiëne afgelopen is, geeft zuster Joséphine mij een rondleiding in de school. De school beslaat een terrein van toch wel minstens 3 ha, is volledig ommuurd en bestaat uit verschillende gebouwen. Het naaiatelier ziet er in ieder geval geweldig uit. De meisjes nemen plaats achter hun machines en de fotosessie kan beginnen. Het ontbreekt het atelier echter nog wel aan voldoende machines. Ik weet dat Wereldmissiehulp in Boechout oude naaimachines verzamelt en herstelt. Misschien kan ik een transport van een aantal machines organiseren. Toch maar best eerst de kostprijs uitrekenen. De aankoop van een naaimachine in Ouagadougou kost zo’n 70 000 CFA (= 105 €). Vervolgens lopen we langs de refter, de slaapzaal en de tuin. De meisjes doen in de school ook aan tuinbouw waarvan ze de opbrengst zelf kunnen consumeren. Na de rondleiding nemen we afscheid en snorren terug richting centrum. Vandaag is het marktdag in Bomborokui en we brengen dan ook nog gauw een bezoekje aan de markt.

In het naaiatelier


Wat een fraai resultaat!


Ook in de tuin wordt er hard gewerkt.

In de namiddag rijden Patrice Faho en ik samen op zijn grote Sanili-moto naar het broussedorp Swankuy om de kerk te zien die Afrant daar heeft gebouwd. Het gebouw op zich is helemaal afgewerkt. Nu rest er alleen nog de binnenafwerking. In de kerk heeft men, in afwachting van echte banken, rijen stenen gemetst waarop de kerkgangers kunnen plaatsnemen. In de drie metalen deuren van de kerk heeft men drie belangrijke symbolen van de Burkinese ‘cultuur’ aangebracht, nl. in de linkerdeur de gierstkolf en de hak waarmee de Burkinese boeren hun veld bewerken en in de rechterdeur een kleine, langwerpige trommel met stok. Het plan van de deuren is door Patrice Faho zelf getekend. Heel fraai gedaan. Terug in Bomborokui ben ik blij dat ik even op mijn bed kan gaan liggen. Ik voel de vermoeidheid wegen. Toch doet het goed om er eens een weekend tussenuit te zijn en van een andere atmosfeer te proeven…

Het kerkje te Swankui


De deur van de kerk te Swankui


Aan de binneninrichting kan nog gewerkt worden.

Zondag is het het feest van de patroonheilige St. Lucy van het broussedorp Danekui. Het is dan ook de hoofdpastoor Patrice Faho die er vandaag de mis gaat opdragen. Danekui is ook het geboortedorp van een collega van mij op het CFP, nl. Fredo. Fredo heeft vernomen dat Afrant scholen financiert en heeft aan mij gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om in zijn dorp een lagere school te bouwen. Het feest van de heilige Lucy komt dan ook op het juiste moment om eens een verkennend bezoek aan het dorp Danekui te brengen. Danekui heeft slechts een kleine kapel en de mis voor het feest wordt in open lucht opgedragen. Ik ben erg onder de indruk van de liederen die (in het Bwamu) gebracht worden door het jeugdkoor. De manier echter waarop de twee begeleiders op hun balafon, de Afrikaanse variant van de xylofoon, tekeergaan is zowaar nog indrukwekkender. Blindelings weten ze met hun stokken de juiste noten te vinden. Ondanks de 25°C krijg ik er kippenvel van. Dit heeft echt wel iets magisch.

Eenmaal de mis gedaan is, zijn we weeral zo’n drie uur verder. Er wordt gegeten en natuurlijk veel dolo gedronken. In de namiddag worden verschillende families in het dorp bezocht. Om 16u30 moeten we door, want ik wil diezelfde avond nog vanuit Bomborokui naar Nouna terugkeren. Wat de school voor Danekui betreft, lijkt het mij raadzaam om eerst eens bij abbé Zéphyrin Bagnawa de nodige inlichtingen in te winnen. Hij heeft immers ervaringen met scholenbouw en ik wil weten welke criteria hij hanteert om te zien op welke plek er werkelijk nood is aan een school.

Geen opmerkingen: