Donderdag heb ik met abbé Bernard afgesproken om nog eens samen de werf in Goni te bezoeken. We vertrekken ’s morgens vroeg met een pracht van een oldtimer, een pick-up peugeot 504. Ik kan mij voorstellen dat in Europa deze auto al lang in het museum zou verdwenen zijn, maar hier in de streek zie je er nog veel rondrijden. De peugeot durft hier en daar wel kraken en piepen, maar rijdt al bij al verbazend goed. Op onze weg naar Goni steken we een ezel met kar voorbij. Op de kar zitten heel wat mensen bijeengepakt en de ‘koetsier’ doet ons teken om te stoppen. Abbé Bernard weet al hoe laat het is. Al de mensen verhuizen van de kar naar de laadbak van de peugeot. Bernard vertelt mij dat hij geen enkele keer het traject Nouna – Goni (of omgekeerd) aflegt zonder wel ergens mensen op te pikken.
Bij de aankomst in Goni met de peugeot pick-up 504
Als we in Goni aankomen, blijkt dat abbé Bernard eigenlijk gekomen is om een herdenkingsmis te doen voor iemand die tijdens het regenseizoen gestorven is. Voor mij geen probleem, want ik houd wel van vieringen in een broussedorp. De gezangen begeleid door balafon en andere traditionele instrumenten, geven er altijd een aparte sfeer aan. De kapel is er echter niet al te best aan toe. Er moeten dringend een aantal renovaties uitgevoerd worden, zoniet dreigt de kapel in te storten.
Een vrachtwagen arriveert in Goni om de katoenoogst te komen ophalen.
Na de mis gaan Bernard en ik nog langs bij de délégué van Goni, de man die als vertegenwoordiger van het dorp verantwoordelijk is voor de bijdrage van de inwoners van Goni aan de werken van de middelbare school. Als ik de arbeiders op de werf mag geloven, blijkt dat sommige teams van de lokale bevolking hun voeten eraan vegen en, ofwel op de werf niet veel uitsteken, ofwel gewoon niet komen opdagen. De délégué verzekert ons echter dat alles goed loopt en er geen problemen zijn. Vervolgens vertelt Bernard me dat hij het spijtig vindt dat bepaalde tradities en culturele activiteiten in het dorp een beetje aan het verloren gaan zijn. Hij vraagt de délégué welke verenigingen nog actief zijn in het dorp en stelt aan mij voor om de leden ervan te ontmoeten en er iets mee te doen. Ik kom uit de lucht gevallen en weet niet onmiddellijk waar Bernard naar toe wil. Achteraf wordt deze vraag echter steeds interessanter. Word maar eens geboren in een broussedorp in Burkina Faso. Waar houd je je dan in Gods naam in je vrije tijd mee bezig?
Na de mis
Alvorens dan uiteindelijk naar de werf af te zakken, eten we eerst nog in het huis van Bernard. We zijn nog maar net uitgestapt of de peugeot wordt overgenomen door een bende enthousiaste kinderen uit het dorp. Ze klimmen in de laadbak en beginnen aan alle kanten te duwen en te trekken. Ontdekken is hier niet alleen zien, maar ook vooral aanraken. Als de arme auto dat maar overleeft…
De peugeot wordt door de kinderen van Goni onder handen genomen.
Op de werf aangekomen doen we de ronde langs de verschillende gebouwen. De werken vorderen gestaag. We moeten echter tot onze spijt vaststellen dat de arbeiders op de werf gelijk hebben. Van de lokale bevolking is geen spoor. Alvorens naar Nouna terug te keren, zullen we nog een tweede keer langsgaan bij de délégué om hem hierop aan te spreken. Abbé Bernard wil de volgende avond nog een vergadering met heel de bevolking van Goni houden om te horen wat hen tegenhoudt om vlijtig mee te werken of waarom ze niet komen opdagen.
De bureaus op de werf van Goni
Na het bezoek aan de werf lopen we dan nog even langs bij de ‘koffietafel’ van de herdenkingsmis. De koffietafel wordt georganiseerd op het erf van een familielid. De mensen zitten gezellig bij elkaar en voortdurend komen er nieuwe mensen binnen en gaan er weer andere weg. De koffietafel heeft echter meer weg van een dolotafel. De dolo, het bier dat op basis van ‘grote gierst’ door de lokale bevolking wordt gebrouwen, is in overvloed aanwezig, in die mate zelfs dat men er vuilbakken mee vult! Ik kan mijn ogen niet geloven. Tegenwoordig kan ik al rieken of er dolo in de buurt is. De dolo heeft een scherpe, doordringende geur, een geur die mij minder en minder bevalt. Het wordt steeds duidelijker dat ook de dorpen in de brousse niet ontsnappen aan de problemen van alcoholisme. Hoog tijd om die mensen uit de broussedorpen te ondersteunen bij een zinvolle vrijetijdsbesteding. De vraag is alleen hoe? Wellicht brengt het weekend raad, want er staat een olifantenjacht op het programma in Boromo.
De dolotafel
Basil kijkt grijnzend naar de vuilbak vol dolo.
Het Zwitserse koppel Maurice en Birgit en de Italiaanse Suzanne hebben me gevraagd of ik geen zin heb om tijdens het weekend mee olifanten te gaan zien in het nationaal park ‘Les Deux Bale’ in Boromo. Na een analyse van mijn precaire financiële situatie besluit ik om toch maar mee te gaan. Boromo ligt mooi in het midden op de grote weg tussen Ouagadougou en Bobo-Dioulasso op zo’n vier uur rijden van Nouna. Vrijdagmiddag vertrekken we met de tweedehands Mercedes van Maurice en Birgit. We hebben bijna het asfalt tussen Ouaga en Bobo bereikt, als we een platte band krijgen. Een venijnig stukje hout heeft de rechterachterband regelrecht doorboord. Daar staan we dan mooi. Maurice en ik bekijken de situatie. Dit is een job voor echte mannen! De aluminium velg van de band speelt ons echter parten. Hoe krijgen we dat verdomde wiel eraf? En hoe je die Mercedes-krik moet gebruiken, daar heb ik ook al geen benul van. Onmiddellijk echter worden we omringd door mensen uit het nabijgelegen dorp. De mannen hier weten duidelijk wel hoe ze met Mercedes-stukken moeten omgaan. Het merk Mercedes staat bij de Burkinabè immers hoog aangeschreven. In geen tijd slagen ze erin om de krik op de juiste manier te installeren, het wiel eraf te krijgen en het reservewiel te plaatsen. Wie zei ook alweer dat het vervangen van een platte band zwaar werk is?
Mensen uit het naburige dorp zijn toegestroomd om te helpen bij het vervangen van de platte band.
Het nationaal park ‘Les Deux Bale’ nabij Boromo bestaat uit twee beschermde wouden met een totale oppervlakte van 80 000 ha. De olifantenpopulatie wordt op zo’n 300 exemplaren geschat. Het is echter helemaal niet zeker dat we effectief ook olifanten te zien krijgen. De verschillende kuddes trekken rond door het woud en het is bij een drinkplaats dat je de meeste kans hebt om ze tegen te komen. Zaterdagmorgen trekken we met z’n vieren op pad. Alvorens ons in het woud te wagen schaffen we ons eerst nog een nieuwe reserveband aan en laten we de bandenspanning nakijken. Daarbij gebruikt de mecanicien als apparaat om de banden op te pompen een geniaal voorbeeld van Afrikaanse bricolage. Enerzijds zou je kunnen zeuren dat Burkina vuil is omdat je overal op straat, in de steden en de dorpen, afval ziet liggen. Anderzijds zijn de Burkinezen echter heel goed in recyclage, want echt elk ding dat op één of andere manier kan herbruikt worden, wordt ook herbruikt.
Met dit toestel worden autobanden opgepompt: een juweel van Afrikaanse bricolage.
Na de controle van de banden is het tijd om ons in het nationaal park te wagen. We begeven ons richting de kampplaats Le Kaicedra aan de rand van het woud op zo’n 7 km van Boromo. Daar zullen we onze gids ontmoeten. Als we bij Le Kaicedra aankomen zien we dat men heel de kampplaats terug aan het opbouwen is. De overstromingen tijdens het vorige regenseizoen hebben heel de nederzetting vernield. Samen met onze gids Abdul trekken we dan het woud in. De Mercedes ziet af, want logischerwijze is de weg op maat gesneden van een terreinwagen, maar langzaam maar zeker dringen we door in het bos.
Een kanjer van een baobab in het nationaal park 'Les Deux Bale'
Op een gegeven plaats laten we de auto achter en gaan we te voet verder. Abdul gaat op zoek naar sporen van de olifanten. Dat valt niet mee, want de bodem is kurkdroog en er staat een sterke wind, waardoor de voetsporen in het weinige, mulle zand snel vervagen. Op onze zoektocht komen we echter duidelijke voetsporen tegen die dateren uit het vorige regenseizoen. De olifanten hebben met hun gewicht de zompige bodem lichtjes ingedrukt, het water is vervolgens teruggetrokken en de zon heeft de sporen verhard, in die mate zelfs dat de grond is opengebarsten.
De schoenmaat van Maurice is duidelijk te klein.
In de voetsporen van een kolos
Na een tijdje in het broussewoud rondgewandeld te hebben, komen we bij de oever van de Mouhoun, een rivier die stroomopwaarts ook in de buurt van Nouna passeert. De olifanten komen hier om te drinken. Voor hen is het echter een fluitje van een cent om de rivier over te steken, wat wij met onze korte beentjes natuurlijk niet kunnen. We zoeken met onze ogen op de andere oever. Geen olifant te bespeuren. We volgen nochtans een vers spoor. Er zit niets anders op dan onze zoektocht op deze oever verder te zetten.
We kijken uit over de rivier.
Zijn de olifanten hier overgestoken?
We volgen de gids.
We volgen nochtans een vers spoor!!
Onderweg vraagt Abdul nog aan lokale inwoners die op hun fiets passeren, of ze de olifanten niet gezien hebben. De tijd tikt weg. We naderen de middag en het wordt steeds warmer. Abdul vertelt dat de olifanten tijdens het heetste moment van de dag stoppen met rondtrekken en ter plaatse blijven. Dan wordt het nog moeilijker om ze tegen te komen. Om 13u30 besluiten we onze zoektocht voor die dag op te geven. We spreken met Abdul af om zondagmorgen tussen 7u00 en 7u30 terug te komen.
Abdul informeert bij passerende fietsers of ze de olifanten niet gezien hebben.
Uitgeput van de olifantenjacht gaan we in een lokaal barretje in Boromo uitblazen bij een verfrissende cola. De rest van de namiddag doen we het rustig aan en bereiden we ons mentaal voor op de volgende morgen door een spelletje Carcassonne te spelen. Daarna kruipen we vroeg onder de wol.
Mentale voorbereiding bij een spelletje 'Carcassonne'
Zondagochtend zijn we vroeg op pad. Om 7u15 komen we aan bij de kampplaats Le Kaicedra. Onze gids Abdul is er al. We zijn klaar voor een tweede poging. Opnieuw zoekt de Mercedes zich langzaam maar zeker een weg door het woud. De wandeltocht die volgt, leidt ons terug naar de rivier. Verse sporen zijn er nu in overvloed. Abdul wijst een plaats aan waar de olifanten volgens hem de rivier hebben overgestoken. We zoeken nog heel de voormiddag ijverig verder, maar krijgen de dieren niet te zien. Een heel klein beetje teleurgesteld keren we ’s namiddags terug naar Nouna.
donderdag 31 januari 2008
vrijdag 25 januari 2008
Week 14/01/08 – 20/01/08
Naast de alfabetisering van de bevolking is ook de vorming van de (christelijke) gemeenschap op verschillende domeinen een belangrijk punt binnen het actieplan van het bisdom van Nouna. Men heeft aan de vzw Afrant gevraagd om specifiek ook deze vormingen financieel te ondersteunen. Bovendien heeft de vzw Afrant de afgelopen jaren reeds heel wat middelen geïnvesteerd in de bouw en ontwikkeling van een centrum waar deze vormingen kunnen plaatsvinden. Ik heb mij voorgenomen om tijdens het tweede trimester deze vormingen eens onder de loep te nemen. De onderwerpen die aan bod komen, zijn heel divers en voor een breed publiek. Zo zijn er sessies in verband met de verbetering van landbouwmethodes en veeteelt, maar staat er ook catechese op het programma. Bovendien zijn er specifieke scholingen voor vrouwen, wat betreft de aanmaak van zeep, compost, la ‘teinture’ ofwel het kleuren van kledij met verfstof, enz.
In de derde week van het nieuwe jaar is het al meteen raak met een vorming over een onderwerp dat het hart en de ziel van elke Burkinees raakt, nl. de aarde en het beheer ervan. De Burkinese regering staat op het punt om een wet goed te keuren die zal toelaten om de grond in Burkina Faso op een moderne manier te beheren. Gezien het belang van de band die de Burkinese bevolking heeft met haar grond, wil deze wet bijdragen tot een reductie van de armoede, een versterking van de sociale vrede en de realisatie van een duurzame ontwikkeling. Het gaat dus om een actueel thema bij uitstek en in de vrije uren op school spring ik dan ook op mijn brommertje om de sessies mee te gaan volgen in het vormingscentrum.
Izelf en abbé Zéphyrin
Het ‘Centre Badenya de Nouna’ (Badenya betekent broederlijkheid in het Djoela) ligt een beetje buiten het centrum van Nouna op een domein van 25 ha. Op enkele jaren tijd is het centrum onder de deskundige leiding van directeur abbé Zéphyrin Bagnawa uitgebouwd tot een draaischijf voor de ontwikkeling van de provincie Kossi en daarbuiten. Allereerst beschikt het centrum over al de faciliteiten van een modelboerderij, zowel op het vlak van landbouw als veeteelt. Met de hulp van enthousiaste jongeren worden er in het regenseizoen (van juli tot september) de belangrijke gewassen geteeld, zoals rijst, grote gierst, maïs, bonen, sesam en pindanoten.
De jongeren die meewerken op het veld.
Achteraan: Alphonse, Albert, Adolphe en Emile
Vooraan: Martin en Jean-Pierre
Robert en Arsène begeleiden de ossen met de ploeg
Albert toont een kolf van de grote gierst
sesam
In het droge seizoen (van december tot juni) wordt dan overgeschakeld op tuinbouw met tomaten, komkommer, kool, Afrikaanse aubergines, enz. Ondertussen beschikt het centrum over voldoende waterinstallaties om heel het droge seizoen te blijven produceren.
ajuinen en kool in overvloed
een pompinstallatie aangesloten op een waterput
Ook wat een moderne en gediversifieerde veeteelt betreft, staat het centrum aan de top van de provincie en omstreken. De boerderij huisvest runderen, geiten, schapen, varkens, kippen en konijnen. In het najaar van 2007 werden nog de nieuwe kippenren en het nieuwe konijnenhok afgewerkt. Dit betekent dat er nu voor alle diersoorten aparte stallen zijn. Alleszins is de boerderij de ‘place to be’ wat didactisch materiaal betreft voor vormingen in verband met landbouw en veeteelt. Dit is ook opgemerkt door de lokale departementen van milieu en veeteelt. De twee ambtenaren-directeur staan de boerderij graag bij met wetenschappelijke informatie. Tenslotte wordt er in het centrum ook heel wat geëxperimenteerd met het aanplanten van bomen, waaronder heel wat fruitbomen zoals appelsienenbomen, mangobomen, papayabomen en straks zelfs bananenbomen.
De koeienstal
Christoph en Alphonse wegen een varken voor verkoop
Naast de boerderij is er in het centrum ook de nodige infrastructuur voor overnachting en vorming aanwezig. Er kunnen in totaal zo’n honderd gasten verblijven, er is een keuken met personeel dat de maaltijden klaarmaakt en er zijn leslokalen. Deze infrastructuur staat echter niet alleen open voor cursisten, maar ook voor gewone toeristen. Het is in dit centrum dat ik de eerste drie maanden heb verbleven en waar ik mijn zonnebloemveld heb aangeplant. Het personeel van het vormingscentrum ken ik dan ook goed en het is altijd fijn om er nog eens langs te gaan, vooral als je wil ontsnappen aan de ‘drukte’ van Nouna. Door zijn ligging even buiten Nouna is het centrum een oase van rust.
De vorming in verband met het beheer van de aarde loopt van dinsdag tot en met vrijdag. Maandagavond zijn echter de eerste deelnemers al in het centrum aangekomen. Het zijn allemaal leden van de ACRA ofwel de Action Catholique Rurale Adulte, een beweging voor boeren die vanuit het bisdom in de verschillende parochies wordt ondersteund. De laatste jaren zijn de conflicten in verband met grond en het recht om een stuk land te bewerken niet alleen in aantal, maar ook in ernst toegenomen, in die mate zelfs dat er mensen het leven bij laten. De bevolking neemt toe, maar de hoeveelheid grond niet, waardoor de druk op de grond stijgt. De Burkinese regering vindt het ondertussen wel welletjes en heeft onder leiding van de bevoegde minister Salif Diallo een document klaar, de zgn. ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’, dat een grondige landhervorming inhoudt. Dit document is de uitkomst van een driedaags congres dat op 29, 30 en 31 mei plaatsvond in Ouagadougou en waaraan maar liefst 16 000 Burkinezen hebben deelgenomen. Het zal wellicht binnenkort tot wet gestemd worden. De vraag is nu in welke mate dit document van modern landbeheer aansluit bij het traditioneel gewoonterecht dat in de dorpen op het platteland geldt en ook hoe snel het kan geïmplementeerd worden.
Deelnemers aan de vorming in een kring
De vorming wordt gegeven door Jules Traore, gepensioneerd landbouwingenieur en oud-burgemeester van Nouna. Met al zijn kennis en ervaring is hij de geknipte man om de vorming in goede banen te leiden. In totaal zijn er 25 deelnemers, waaronder 4 vrouwen. Het is de bedoeling dat wat zij hier de komende vier dagen zullen leren, bij hun thuiskomst zullen doorgeven aan hun collega-landbouwers in het kader van de ACRA-beweging. De eerste dag worden de deelnemers streng toegesproken door abbé Zéphyrin. Hij feliciteert de parochies die met vijf en meer deelnemers aanwezig zijn en roept tegelijk de andere parochies op om de volgende keer met meer leden aanwezig te zijn. Deze vormingen zijn belangrijk voor ACRA-leden, zeker nu het om zo’n actueel thema gaat. Jules laat de deelnemers ten volle participeren. De verhalen en problemen die de deelnemers in de groep gooien, vult hij aan met praktijkvoorbeelden die hij opdiept uit zijn rijke ervaring. Ook het nieuwe regelgevend document komt uitgebreid aan bod.
Abbé Zéphyrin, Jules Traore en zuster Joséphine
Abbé Zéphyrin zelf geeft regelmatig uitleg over bijvoorbeeld de maatregelen waartoe de overheid verplicht is bij de aanleg van een stuwdam, of reikt oplossingen aan door op te roepen tot deelname aan een coöperatieve, wanneer de individuele middelen niet toereikend zijn. Solidariteit is de boodschap! In het programma zit ook een sessie over het houden van een bijenstand. De bijenstand zelf is een eenvoudige houten constructie. Bovendien is de exploitatie ervan een gemakkelijke bron van extra inkomsten en is honing ook goed voor de gezondheid. De laatste dag denken de deelnemers nog na over mogelijke oplossingen indien men vaststelt dat de uitspraak van een rechtbank op het terrein toch niet volledig nageleefd wordt. De vorming wordt afgesloten met een evaluatie waarbij iedereen mag zeggen wat hij ervan vond.
De bijenstand
In Burkina Faso, een land waar meer dan 80% van de bevolking van de landbouw leeft, is het een ongeschreven regel dat elke inwoner recht heeft op een stuk land dat hij kan bewerken en waardoor hij in zijn levensonderhoud kan voorzien. De verbondenheid met zijn grond maakt deel uit van de identiteit van de Burkinees. In het traditioneel gewoonterecht dat in de dorpen op het platteland geldt, is grond echter geen individueel bezit. Het land behoort toe aan een gemeenschap, een dorp of een grootfamilie, in ieder geval een groep van mensen en het is de ‘chef de terre’ van deze groep die beslist wie welk lapje grond krijgt om te bewerken. Vanuit een westerse visie kan de toepassing van een dergelijk systeem nogal arbitrair lijken. Verder heeft dit gewoonterecht zijn eigen regels. Zo zal de ‘chef de terre’ een immigrant die in het dorp komt wonen en hem om een stuk grond komt vragen, nooit een stuk grond (kunnen) weigeren. Een vraag van een deelnemer was bijvoorbeeld: als je als catechist in een dorp komt wonen, op hoeveel grond heb je dan recht? Een andere deelnemer bekloeg zich over het feit dat hij na meer dan 25 jaar in hetzelfde dorp gewoond te hebben, nog altijd als een immigrant werd beschouwd (en daardoor wellicht niet over de beste grond kon beschikken).
's Middags wordt er samen gegeten.
De bevolkingstoename doet echter de druk op de grond stijgen. Dit vertaalt zich spijtig genoeg in een groeiend aantal conflicten die een gewelddadige afloop kennen. Met haar document ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’ wil de Burkinese overheid deze conflicten een halt toeroepen. Men wil klaarheid scheppen in het grondbezit door individuele eigendomsbewijzen toe te kennen. Het mag duidelijk zijn dat deze operatie nog heel wat tijd in beslag zal nemen, wil men op deze manier heel het Burkinese territorium in kaart brengen. Bovendien is het nog maar de vraag of men een dergelijke regeling in de dorpen uiteindelijk ook zal accepteren. Een gevaar van deze politiek is immers dat rijke mensen op den duur grote stukken grond kunnen opkopen en er geen grond meer zal overblijven voor de arme Burkinese boer. En dit is nog niet zo onrealistisch, want de overheid loopt met plannen rond om grote stukken land te verwerven met het oog op een efficiënte exploitatie. Een deelnemer vroeg zich af of je deze situatie waarbij de Burkinese boer om zijn boterham te verdienen, voor iemand anders het veld zou moeten gaan bewerken, niet zou kunnen zien als een nieuwe vorm van slavernij. De begeleider Jules beschouwt de nieuwe politiek van de overheid als een goede zaak. Hij voegt er evenwel aan toe dat men toch nog altijd zal moeten blijven rekening houden met bepaalde traditionele gewoontes. Zo zal bij een specifieke exploitatie van een stuk grond nog altijd de ‘chef de terre’ moeten geconsulteerd worden, ook al behoort de grond officieel aan iemand anders toe.
Tijdens de vorming...
Een onderwerp waarover tijdens de vorming stevig werd gedebatteerd, is het conflict tussen zij die leven van de landbouw en zij die leven van de veeteelt. Over het algemeen is het de etnische groep van de Peul die zich met veeteelt bezig houdt. De Peul hebben het land nodig om hun vee te laten grazen en bij de verplaatsing van een kudde wordt er nog al eens een veld vernield. Meer dan één deelnemer uitte zijn ongenoegen over onaangename ervaringen met kuddes passerende beesten en hun begeleiders. Bovendien voelt de arme Burkinese boer zich machteloos door de heersende corruptie. De eigenaars van het vee schrikken er niet voor terug om de bevoegde ambtenaren om te kopen zodat ze de andere kant opkijken, wanneer de boer klacht wil neerleggen. Waarom dan nog moeite doen om klacht neer te leggen? Jules Traore adviseerde de deelnemers echter toch om klacht neer te leggen. Vandaag de dag kan de burgemeester normaal gezien niet weigeren om ambtenaren ter plaatse te sturen om de schade op te meten.
Een bijkomend probleem bij dit conflict is dat beesten soms gewoon worden losgelaten zonder het toezicht van een herder, en dit is niet enkel het geval bij de Peul, maar ook bij de landbouwers zelf. Dit is inderdaad zo, ik kan bevestigen dat ik in de brousse al menige os of ezel ben tegengekomen die ogenschijnlijk zonder begeleider op pad is. Tegen dat het regenseizoen dan is aangebroken en de boer zijn os nodig heeft om voor zijn ploeg te spannen, moet hij bij mensen gaan vragen of ze zijn os niet zijn tegengekomen. In de ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’ wordt alleszins klaar en duidelijk gesteld dat het verboden is om een dier zonder begeleider op pad te sturen. Hier werden de deelnemers wederom streng door abbé Zéphyrin toegesproken. Een dier moet verzorgd worden, zodat het in vorm is wanneer het prestaties moet leveren, en laat je dus niet zomaar in de vrije natuur zijn gang gaan. Bovendien gaan landbouw en veeteelt wel degelijk samen, ze vullen elkaar aan. Voor zover ik op de hoogte ben, wordt het model van een gemengde boerderij door de overheid als meest ideaal gepromoot. Concreet gaat het dus om een boer met een paar beesten. Tenslotte werd er ook gepeild naar de redenen voor het gebrek aan solidariteit tussen de boeren onderling. Een deelnemer opperde het toenemende individualisme en verval van de grootfamilie. Hier werden de deelnemers opgeroepen om de beweging ACRA ten volle te gebruiken als middel om de solidariteit tussen de boeren aan te zwengelen. Een solidariteit niet zozeer tegen de groep van de veehoeders, maar wel om de standpunten van de landbouwers duidelijker naar voren te brengen.
Tijdens de pauze...
Tenslotte een interessant onderwerp dat ook nog aan bod kwam, is de constructie van een stuwdam en haar gevolgen voor de inwoners in de onmiddellijke omgeving. Op dit moment ben ik voor Afrant op zoek naar een geschikte plaats om een stuwdam te bouwen, dit enerzijds vanwege het grote succes van een dergelijk project in Benin, anderzijds omdat de provincie Kossi op dit vlak door de overheid nogal in de steek wordt gelaten. Bij de constructie van een stuwdam gaat er door het ontstaan van het bijhorende stuwmeer natuurlijk heel wat land verloren en abbé Zéphyrin wist hierbij te vertellen dat de overheid verplicht is om een reorganisatie van het land te organiseren.
Onze begeleider Jules gaf een interessante bijdrage over de zgn. vlakte van de Kossi. Dit is een dossier dat al meer dan twintig jaar aansleept. Er zijn technische studies uitgevoerd, maar tot op heden is er nog altijd geen dam gebouwd. De vlakte van de Kossi ligt op 15 km van Nouna tussen de dorpen Kamadena, Goni, Dara en Bankoumani en staat in het regenseizoen steevast onder water. In september mocht ik dit nog aan den lijve ondervinden op mijn terugweg van het dorp Goni (zie een vorige bijdrage). In ieder geval een ideale locatie voor een stuwdam naar het schijnt. Nu blijkt dat de bevolking van de omliggende dorpen het helemaal niet eens kan worden over wie welke grond moet afstaan. Bovendien is het dossier doorheen de jaren nogal gepolitiseerd en ik denk dan ook dat het beter is dat Afrant haar centen elders investeert.
Een ander treffend voorbeeld is de stuwdam-brug van Bagala die niet veel verderop gebouwd is. Bij de constructie ervan in de jaren ’50 werd aangekondigd dat er wellicht dorpen zouden verdwijnen of moeten verhuizen omwille van het stuwmeer dat zou ontstaan. De lokale bevolking was het hier echter niet mee eens en de animisten onder hen begonnen dan ook massaal hun fetisjen te vereren om ervoor te zorgen dat het project niet zou slagen. Menige kip is hierbij gesneuveld. Of je nu in de kracht van deze fetisjen gelooft of niet, sindsdien is de stuwdam-brug van Bagala er niet in geslaagd om veel water tegen te houden. Tja, als de bevolking zelf niet bereid is om een inspanning te leveren, is een dergelijke investering natuurlijk vrij zinloos.
Ik moet zeggen dat ik zeer tevreden ben over deze vorming. Dit is natuurlijk in de eerste plaats te danken aan de capaciteiten van de begeleider Jules Traore, maar ook aan de stuwende kracht van abbé Zéphyrin en niet het minst aan de bereidheid van de deelnemers om mee te werken en samen naar oplossingen te zoeken. In die zin maakt het ‘Centre Badenya de Nouna’ haar naam als vormingscentrum alleszins waar. Ik ben benieuwd wat er voor de volgende weken op het vormingsprogramma staat.
In de derde week van het nieuwe jaar is het al meteen raak met een vorming over een onderwerp dat het hart en de ziel van elke Burkinees raakt, nl. de aarde en het beheer ervan. De Burkinese regering staat op het punt om een wet goed te keuren die zal toelaten om de grond in Burkina Faso op een moderne manier te beheren. Gezien het belang van de band die de Burkinese bevolking heeft met haar grond, wil deze wet bijdragen tot een reductie van de armoede, een versterking van de sociale vrede en de realisatie van een duurzame ontwikkeling. Het gaat dus om een actueel thema bij uitstek en in de vrije uren op school spring ik dan ook op mijn brommertje om de sessies mee te gaan volgen in het vormingscentrum.
Izelf en abbé Zéphyrin
Het ‘Centre Badenya de Nouna’ (Badenya betekent broederlijkheid in het Djoela) ligt een beetje buiten het centrum van Nouna op een domein van 25 ha. Op enkele jaren tijd is het centrum onder de deskundige leiding van directeur abbé Zéphyrin Bagnawa uitgebouwd tot een draaischijf voor de ontwikkeling van de provincie Kossi en daarbuiten. Allereerst beschikt het centrum over al de faciliteiten van een modelboerderij, zowel op het vlak van landbouw als veeteelt. Met de hulp van enthousiaste jongeren worden er in het regenseizoen (van juli tot september) de belangrijke gewassen geteeld, zoals rijst, grote gierst, maïs, bonen, sesam en pindanoten.
De jongeren die meewerken op het veld.
Achteraan: Alphonse, Albert, Adolphe en Emile
Vooraan: Martin en Jean-Pierre
Robert en Arsène begeleiden de ossen met de ploeg
Albert toont een kolf van de grote gierst
sesam
In het droge seizoen (van december tot juni) wordt dan overgeschakeld op tuinbouw met tomaten, komkommer, kool, Afrikaanse aubergines, enz. Ondertussen beschikt het centrum over voldoende waterinstallaties om heel het droge seizoen te blijven produceren.
ajuinen en kool in overvloed
een pompinstallatie aangesloten op een waterput
Ook wat een moderne en gediversifieerde veeteelt betreft, staat het centrum aan de top van de provincie en omstreken. De boerderij huisvest runderen, geiten, schapen, varkens, kippen en konijnen. In het najaar van 2007 werden nog de nieuwe kippenren en het nieuwe konijnenhok afgewerkt. Dit betekent dat er nu voor alle diersoorten aparte stallen zijn. Alleszins is de boerderij de ‘place to be’ wat didactisch materiaal betreft voor vormingen in verband met landbouw en veeteelt. Dit is ook opgemerkt door de lokale departementen van milieu en veeteelt. De twee ambtenaren-directeur staan de boerderij graag bij met wetenschappelijke informatie. Tenslotte wordt er in het centrum ook heel wat geëxperimenteerd met het aanplanten van bomen, waaronder heel wat fruitbomen zoals appelsienenbomen, mangobomen, papayabomen en straks zelfs bananenbomen.
De koeienstal
Christoph en Alphonse wegen een varken voor verkoop
Naast de boerderij is er in het centrum ook de nodige infrastructuur voor overnachting en vorming aanwezig. Er kunnen in totaal zo’n honderd gasten verblijven, er is een keuken met personeel dat de maaltijden klaarmaakt en er zijn leslokalen. Deze infrastructuur staat echter niet alleen open voor cursisten, maar ook voor gewone toeristen. Het is in dit centrum dat ik de eerste drie maanden heb verbleven en waar ik mijn zonnebloemveld heb aangeplant. Het personeel van het vormingscentrum ken ik dan ook goed en het is altijd fijn om er nog eens langs te gaan, vooral als je wil ontsnappen aan de ‘drukte’ van Nouna. Door zijn ligging even buiten Nouna is het centrum een oase van rust.
De vorming in verband met het beheer van de aarde loopt van dinsdag tot en met vrijdag. Maandagavond zijn echter de eerste deelnemers al in het centrum aangekomen. Het zijn allemaal leden van de ACRA ofwel de Action Catholique Rurale Adulte, een beweging voor boeren die vanuit het bisdom in de verschillende parochies wordt ondersteund. De laatste jaren zijn de conflicten in verband met grond en het recht om een stuk land te bewerken niet alleen in aantal, maar ook in ernst toegenomen, in die mate zelfs dat er mensen het leven bij laten. De bevolking neemt toe, maar de hoeveelheid grond niet, waardoor de druk op de grond stijgt. De Burkinese regering vindt het ondertussen wel welletjes en heeft onder leiding van de bevoegde minister Salif Diallo een document klaar, de zgn. ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’, dat een grondige landhervorming inhoudt. Dit document is de uitkomst van een driedaags congres dat op 29, 30 en 31 mei plaatsvond in Ouagadougou en waaraan maar liefst 16 000 Burkinezen hebben deelgenomen. Het zal wellicht binnenkort tot wet gestemd worden. De vraag is nu in welke mate dit document van modern landbeheer aansluit bij het traditioneel gewoonterecht dat in de dorpen op het platteland geldt en ook hoe snel het kan geïmplementeerd worden.
Deelnemers aan de vorming in een kring
De vorming wordt gegeven door Jules Traore, gepensioneerd landbouwingenieur en oud-burgemeester van Nouna. Met al zijn kennis en ervaring is hij de geknipte man om de vorming in goede banen te leiden. In totaal zijn er 25 deelnemers, waaronder 4 vrouwen. Het is de bedoeling dat wat zij hier de komende vier dagen zullen leren, bij hun thuiskomst zullen doorgeven aan hun collega-landbouwers in het kader van de ACRA-beweging. De eerste dag worden de deelnemers streng toegesproken door abbé Zéphyrin. Hij feliciteert de parochies die met vijf en meer deelnemers aanwezig zijn en roept tegelijk de andere parochies op om de volgende keer met meer leden aanwezig te zijn. Deze vormingen zijn belangrijk voor ACRA-leden, zeker nu het om zo’n actueel thema gaat. Jules laat de deelnemers ten volle participeren. De verhalen en problemen die de deelnemers in de groep gooien, vult hij aan met praktijkvoorbeelden die hij opdiept uit zijn rijke ervaring. Ook het nieuwe regelgevend document komt uitgebreid aan bod.
Abbé Zéphyrin, Jules Traore en zuster Joséphine
Abbé Zéphyrin zelf geeft regelmatig uitleg over bijvoorbeeld de maatregelen waartoe de overheid verplicht is bij de aanleg van een stuwdam, of reikt oplossingen aan door op te roepen tot deelname aan een coöperatieve, wanneer de individuele middelen niet toereikend zijn. Solidariteit is de boodschap! In het programma zit ook een sessie over het houden van een bijenstand. De bijenstand zelf is een eenvoudige houten constructie. Bovendien is de exploitatie ervan een gemakkelijke bron van extra inkomsten en is honing ook goed voor de gezondheid. De laatste dag denken de deelnemers nog na over mogelijke oplossingen indien men vaststelt dat de uitspraak van een rechtbank op het terrein toch niet volledig nageleefd wordt. De vorming wordt afgesloten met een evaluatie waarbij iedereen mag zeggen wat hij ervan vond.
De bijenstand
In Burkina Faso, een land waar meer dan 80% van de bevolking van de landbouw leeft, is het een ongeschreven regel dat elke inwoner recht heeft op een stuk land dat hij kan bewerken en waardoor hij in zijn levensonderhoud kan voorzien. De verbondenheid met zijn grond maakt deel uit van de identiteit van de Burkinees. In het traditioneel gewoonterecht dat in de dorpen op het platteland geldt, is grond echter geen individueel bezit. Het land behoort toe aan een gemeenschap, een dorp of een grootfamilie, in ieder geval een groep van mensen en het is de ‘chef de terre’ van deze groep die beslist wie welk lapje grond krijgt om te bewerken. Vanuit een westerse visie kan de toepassing van een dergelijk systeem nogal arbitrair lijken. Verder heeft dit gewoonterecht zijn eigen regels. Zo zal de ‘chef de terre’ een immigrant die in het dorp komt wonen en hem om een stuk grond komt vragen, nooit een stuk grond (kunnen) weigeren. Een vraag van een deelnemer was bijvoorbeeld: als je als catechist in een dorp komt wonen, op hoeveel grond heb je dan recht? Een andere deelnemer bekloeg zich over het feit dat hij na meer dan 25 jaar in hetzelfde dorp gewoond te hebben, nog altijd als een immigrant werd beschouwd (en daardoor wellicht niet over de beste grond kon beschikken).
's Middags wordt er samen gegeten.
De bevolkingstoename doet echter de druk op de grond stijgen. Dit vertaalt zich spijtig genoeg in een groeiend aantal conflicten die een gewelddadige afloop kennen. Met haar document ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’ wil de Burkinese overheid deze conflicten een halt toeroepen. Men wil klaarheid scheppen in het grondbezit door individuele eigendomsbewijzen toe te kennen. Het mag duidelijk zijn dat deze operatie nog heel wat tijd in beslag zal nemen, wil men op deze manier heel het Burkinese territorium in kaart brengen. Bovendien is het nog maar de vraag of men een dergelijke regeling in de dorpen uiteindelijk ook zal accepteren. Een gevaar van deze politiek is immers dat rijke mensen op den duur grote stukken grond kunnen opkopen en er geen grond meer zal overblijven voor de arme Burkinese boer. En dit is nog niet zo onrealistisch, want de overheid loopt met plannen rond om grote stukken land te verwerven met het oog op een efficiënte exploitatie. Een deelnemer vroeg zich af of je deze situatie waarbij de Burkinese boer om zijn boterham te verdienen, voor iemand anders het veld zou moeten gaan bewerken, niet zou kunnen zien als een nieuwe vorm van slavernij. De begeleider Jules beschouwt de nieuwe politiek van de overheid als een goede zaak. Hij voegt er evenwel aan toe dat men toch nog altijd zal moeten blijven rekening houden met bepaalde traditionele gewoontes. Zo zal bij een specifieke exploitatie van een stuk grond nog altijd de ‘chef de terre’ moeten geconsulteerd worden, ook al behoort de grond officieel aan iemand anders toe.
Tijdens de vorming...
Een onderwerp waarover tijdens de vorming stevig werd gedebatteerd, is het conflict tussen zij die leven van de landbouw en zij die leven van de veeteelt. Over het algemeen is het de etnische groep van de Peul die zich met veeteelt bezig houdt. De Peul hebben het land nodig om hun vee te laten grazen en bij de verplaatsing van een kudde wordt er nog al eens een veld vernield. Meer dan één deelnemer uitte zijn ongenoegen over onaangename ervaringen met kuddes passerende beesten en hun begeleiders. Bovendien voelt de arme Burkinese boer zich machteloos door de heersende corruptie. De eigenaars van het vee schrikken er niet voor terug om de bevoegde ambtenaren om te kopen zodat ze de andere kant opkijken, wanneer de boer klacht wil neerleggen. Waarom dan nog moeite doen om klacht neer te leggen? Jules Traore adviseerde de deelnemers echter toch om klacht neer te leggen. Vandaag de dag kan de burgemeester normaal gezien niet weigeren om ambtenaren ter plaatse te sturen om de schade op te meten.
Een bijkomend probleem bij dit conflict is dat beesten soms gewoon worden losgelaten zonder het toezicht van een herder, en dit is niet enkel het geval bij de Peul, maar ook bij de landbouwers zelf. Dit is inderdaad zo, ik kan bevestigen dat ik in de brousse al menige os of ezel ben tegengekomen die ogenschijnlijk zonder begeleider op pad is. Tegen dat het regenseizoen dan is aangebroken en de boer zijn os nodig heeft om voor zijn ploeg te spannen, moet hij bij mensen gaan vragen of ze zijn os niet zijn tegengekomen. In de ‘politique nationale de sécurisation foncière en milieu rural’ wordt alleszins klaar en duidelijk gesteld dat het verboden is om een dier zonder begeleider op pad te sturen. Hier werden de deelnemers wederom streng door abbé Zéphyrin toegesproken. Een dier moet verzorgd worden, zodat het in vorm is wanneer het prestaties moet leveren, en laat je dus niet zomaar in de vrije natuur zijn gang gaan. Bovendien gaan landbouw en veeteelt wel degelijk samen, ze vullen elkaar aan. Voor zover ik op de hoogte ben, wordt het model van een gemengde boerderij door de overheid als meest ideaal gepromoot. Concreet gaat het dus om een boer met een paar beesten. Tenslotte werd er ook gepeild naar de redenen voor het gebrek aan solidariteit tussen de boeren onderling. Een deelnemer opperde het toenemende individualisme en verval van de grootfamilie. Hier werden de deelnemers opgeroepen om de beweging ACRA ten volle te gebruiken als middel om de solidariteit tussen de boeren aan te zwengelen. Een solidariteit niet zozeer tegen de groep van de veehoeders, maar wel om de standpunten van de landbouwers duidelijker naar voren te brengen.
Tijdens de pauze...
Tenslotte een interessant onderwerp dat ook nog aan bod kwam, is de constructie van een stuwdam en haar gevolgen voor de inwoners in de onmiddellijke omgeving. Op dit moment ben ik voor Afrant op zoek naar een geschikte plaats om een stuwdam te bouwen, dit enerzijds vanwege het grote succes van een dergelijk project in Benin, anderzijds omdat de provincie Kossi op dit vlak door de overheid nogal in de steek wordt gelaten. Bij de constructie van een stuwdam gaat er door het ontstaan van het bijhorende stuwmeer natuurlijk heel wat land verloren en abbé Zéphyrin wist hierbij te vertellen dat de overheid verplicht is om een reorganisatie van het land te organiseren.
Onze begeleider Jules gaf een interessante bijdrage over de zgn. vlakte van de Kossi. Dit is een dossier dat al meer dan twintig jaar aansleept. Er zijn technische studies uitgevoerd, maar tot op heden is er nog altijd geen dam gebouwd. De vlakte van de Kossi ligt op 15 km van Nouna tussen de dorpen Kamadena, Goni, Dara en Bankoumani en staat in het regenseizoen steevast onder water. In september mocht ik dit nog aan den lijve ondervinden op mijn terugweg van het dorp Goni (zie een vorige bijdrage). In ieder geval een ideale locatie voor een stuwdam naar het schijnt. Nu blijkt dat de bevolking van de omliggende dorpen het helemaal niet eens kan worden over wie welke grond moet afstaan. Bovendien is het dossier doorheen de jaren nogal gepolitiseerd en ik denk dan ook dat het beter is dat Afrant haar centen elders investeert.
Een ander treffend voorbeeld is de stuwdam-brug van Bagala die niet veel verderop gebouwd is. Bij de constructie ervan in de jaren ’50 werd aangekondigd dat er wellicht dorpen zouden verdwijnen of moeten verhuizen omwille van het stuwmeer dat zou ontstaan. De lokale bevolking was het hier echter niet mee eens en de animisten onder hen begonnen dan ook massaal hun fetisjen te vereren om ervoor te zorgen dat het project niet zou slagen. Menige kip is hierbij gesneuveld. Of je nu in de kracht van deze fetisjen gelooft of niet, sindsdien is de stuwdam-brug van Bagala er niet in geslaagd om veel water tegen te houden. Tja, als de bevolking zelf niet bereid is om een inspanning te leveren, is een dergelijke investering natuurlijk vrij zinloos.
Ik moet zeggen dat ik zeer tevreden ben over deze vorming. Dit is natuurlijk in de eerste plaats te danken aan de capaciteiten van de begeleider Jules Traore, maar ook aan de stuwende kracht van abbé Zéphyrin en niet het minst aan de bereidheid van de deelnemers om mee te werken en samen naar oplossingen te zoeken. In die zin maakt het ‘Centre Badenya de Nouna’ haar naam als vormingscentrum alleszins waar. Ik ben benieuwd wat er voor de volgende weken op het vormingsprogramma staat.
zondag 13 januari 2008
Week 21/12/07 - 06/01/08
Vrijdag 21 december vertrekken abbé Zéphyrin en ik naar Bobo-Dioulasso om een katoenproject te bezoeken waarvoor Afrant een oliepers heeft gefinancierd. Nadien zullen we doorrijden naar Toussiana, een stadje ten zuiden van Bobo op de weg naar Banfora, waar Zéphyrin zaterdag een trouwplechtigheid zal leiden. Het is de dochter van de familie waaraan Afrant (via Zéphyrin) de oliepers heeft geschonken, die in het huwelijk treedt en de familie had dan ook zeer graag dat het Zéphyrin was die de huwelijksmis zou doen. De delegatie uit Nouna bestaat uit vier mensen: naast Zéphyrin en mezelf reizen ook nog abbé Patrice Faho, curé van de parochie van Bomborokui, en zuster Evelien mee.
Eenmaal in Bobo aangekomen worden we hartelijk ontvangen door Noël en Christine Traore, het koppel dat de oliepers voor hun project gebruikt. Het is hun dochter Marie-Claire die morgen trouwt. Noël en Christine hebben een huis in een buitenwijk van Bobo. De oliepers bevindt zich tweehonderd meter verder op een afgesloten terrein. Hoewel de meeste straten in het centrum van Bobo geasfalteerd zijn, zijn de straten in deze buitenwijk de naam ‘straat’ nauwelijks waard. Het zijn veeleer zandpaden die worden doorkruist door diepe geulen vol met afval en vuil. Je hebt echt een terreinwagen nodig om erdoor te komen. Het is geen zicht, maar wel harde realiteit.
Het project dat Afrant te Bobo ondersteunt, is dus een katoenproject. De oliepers wordt gebruikt om olie uit de zaden van katoen te winnen. Katoenolie is, in tegenstelling tot bij ons, de belangrijkste consumptie-olie hier in Burkina. Bij deze productie gaat echter niets verloren. Het restproduct wordt immers gebruikt als voedsel voor de dieren, of dient ook als basis voor de aanmaak van zeep. Noël is mecanicien van beroep en weet dus wel hoe hij zo’n oliepers aan de praat moet krijgen. Het is Christine, de vrouw van Noël, die de vorming in verband met de aanmaak van zeep voor haar rekening neemt. Op die manier heeft ze al tal van vrouwen opgeleid en zorgt ze ervoor dat deze vrouwen een eigen inkomen kunnen verwerven.
Noël vult de oliepers met katoenzaden.
Na het middageten bij de familie Traore brengen we een bezoekje aan de werkplaats waar de oliepers staat opgesteld. Trots zet Noël de machine in gang en vult de trechter van boven met katoenzaden. Al gauw verschijnt de eerste dikke laag olie aan de zijkant van de pers en ook het restproduct blijft niet achterwege. Deze zaden zijn echter nog van de oogst van vorig jaar. De katoencampagne van dit jaar is eerst begin december van start gegaan en Noël heeft nog geen zaden van de oogst van dit jaar weten te bemachtigen. Hij heeft een grote bestelling geplaatst bij Sofitex, de nationale maatschappij die de katoenoogsten over het hele land opkoopt. In de fabriekshallen van Sofitex gebeurt de verwerking van de ruwe katoen. De katoen bedoeld voor de textiel, wordt er gescheiden van de katoenzaden. Deze zaden worden dan aan kleinere ondernemers doorverkocht. Voorlopig staat het katoenproject dus nog op een laag pitje, maar ik ben alleszins van plan terug te keren, wanneer de voorraad katoenzaden is aangevuld, de pers op volle toeren draait en de werkplaats gevuld is met tientallen leergierige vrouwen.
Al snel verschijnt de olie...
Na deze korte demonstratie maken we ons op om naar Toussiana te vertrekken, al waar we in de loop van de namiddag aankomen. Eerst even goeiedag gaan zeggen bij de ouders van Noël thuis. De voorbereidingen zijn in volle gang en het is een drukte van jewelste. Vrouwen lopen af en aan, potten staan op het vuur te pruttelen en luide muziek knalt uit grote boxen. Na de formaliteiten zoeken we de rustigere atmosfeer van de plaatselijke pastorie op, waar we ook zullen overnachten. Toch handig als je met een priester op stap bent. Altijd wel een gratis bed in de buurt, waar je ook komt.
Tijdens de huwelijksplechtigheid in de kerk van Toussiana
Zaterdagvoormiddag vindt de huwelijksmis plaats in de fraaie kerk van Toussiana. De kerk heeft een ronde vorm en is uitgehouwen in een rotsbodem. De gelukkigen die in het huwelijksbootje stappen, heten Serge Coulibaly en Marie-Claire Traore. Het is alsof bij ons Peters met Janssens zou trouwen, zo vaak hoor je de namen Coulibaly en Traore in het Zuidwesten van Burkina. De plechtigheid verloopt eigenlijk helemaal hetzelfde als bij ons. Daarna volgt er in de plaatselijke uitgaansgelegenheid een groot feestmaal voor vele genodigden. Als gezelschap van de priester die het huwelijk heeft ingezegend, mag ook ik mee aan de eretafel aanschuiven, hèhè. Aan eten geen gebrek, de bediening door de ingehuurde hostessen verloopt echter wel chaotisch.
De gelukkigen Marie-Claire en Serge snijden de huwelijkstaart aan.
In de namiddag worden we dan nog van hot naar her gestuurd en bij elke stop wordt er gegeten en gedronken. Er vindt zelfs nog een traditioneel huwelijk plaats, maar ik vrees dat ik niet goed begrepen heb wat daar de bedoeling van was. Ook wordt Marie-Claire nog eens goed door een stel oude ‘wijven’ onder handen genomen als voorbereiding op haar verdere leven met Serge. De dag wordt afgesloten met een bal in dezelfde uitgaansgelegenheid als voordien. Het zogenaamde ‘bal’ heeft echter meer weg van een ordinaire fuif. Zondag keren we dan terug naar Nouna. ‘s Avonds kruip ik vroeg in mijn bed, want de volgende dag staat een lange busrit naar Ouagadougou op het programma.
Het busstation van Nouna
Inderdaad moet ik maandagochtend vroeg op, want vandaag vertrek ik naar Ouaga. Ik zal ’s avonds Evy aan de luchthaven afhalen. Evy is een goede vriendin waarmee ik in een ver verleden nog antropologie heb gestudeerd en die, van geen kleintje vervaard, het aandurft om twee weken lang met mij Burkina te komen verkennen. De brommer gaat mee op de bus (op het dak weliswaar), want het is het ideale vervoermiddel in een stad als Ouaga. Goed op tijd kom ik om 07u00 in het busstation aan. De bus zal normaal om 08u00 vertrekken. Het is de dag voor kerstmis en de busmaatschappij heeft de prijs van de tickets fors opgetrokken. Mijn rugzak ligt al op het dak van de bus, wanneer een hele hoop mannen plots de bus tot buiten het busstation duwen. Klaarblijkelijk is er een probleem met de startbatterij en is men van plan de bus in gang te duwen. Ondertussen neemt het aantal wachtende buspassagiers gestaag toe en is de bus uit het zicht verdwenen. Na enige tijd komt de bus het busstation weer binnengetuft. Eindelijk kan men beginnen met de rest van de bagage
te laden. Op een flik staat ook mijn brommer op het dak. Om 09u00 zitten we allemaal goed en wel in de bus en kan de reis beginnen.
Om 21u00 komt Evy met een vlucht van Air France op de luchthaven van Ouagadougou aan. De aankomst neemt de nodige tijd in beslag. Zo’n anderhalf uur later ontwaar ik haar lachende gezicht in de wachtende menigte. Wat ben ik content dat ze er is! Het zal goed doen om nog eens in het nederlands over koetjes en kalfjes te kunnen praten. Bovendien heeft ze een volledige zak vol cadeautjes en koeken voor mij bij. Mijn kerstavond kan alvast niet meer stuk. Bepakt en gezakt stappen we op mijn brommer. Wie had dat gedacht dat we ooit nog samen op een koele winteravond door de straten van Ouagadougou zouden tuffen.
Het krokodillenpark te Bazoule
De volgende dag is het kerstmis. Geen betere gelegenheid om krokodillen te gaan spotten, ze zijn zowaar heilig. Op de brommer sjezen we naar Bazoule, een dorp op zo’n 25 km ten westen van Ouaga. In dit dorp is alles in het werk gesteld om de toeristen zo goed mogelijk te ontvangen. Het meer van Bazoule zit vol met krokodillen, wel meer dan 100 exemplaren. Een vraagje voor de kwissers: wat is het verschil tussen een krokodil en een kaaiman? De krokodillen vormen een echt onderdeel van de dorpsgemeenschap. Overdag blijven ze in, of op de oever van, het meer. ’s Nachts gaan ze op wandel door het dorp, maar ze laten de huisdieren ongemoeid.
De kroko's van Bazoule liggen er gezapig bij.
Op het moment dat we aankomen, zijn we de enige bezoekers. Het toegangsticket voor de rondleiding kost zo’n 1,5 € per persoon, plus je bent verplicht om nog eens voor 1,5 € er een kip bij te kopen die zal dienen als lokaas. Anders komen de kroko’s niet uit het water, zo wordt ons wijsgemaakt. Met gemengde gevoelens trekken Evy en ik met de gids en de kip op pad. Is dit echt wat we willen: een kip opofferen voor een toeristisch pleziertje? Normaal worden de krokodillen niet gevoederd. Als er geen toeristen passeren die hen kippen aanbieden, eten de kroko’s vissen en kikkers uit het meer.
Evy, de kroko en de gids
Als we bij de oever van het meer komen, blijken we geluk te hebben. Veel krokodillen hebben zin om uit het water te komen. Weldra is het moment suprême daar: de kip wordt aan een touwtje op het einde van een stok vastgemaakt en de gids laat ze boven de muil van een krokodil bengelen. Het beestje piept als bezeten. Hier is de mensheid weer goed bezig, denk ik dan. Ik weet me geen houding te geven. De kroko steekt haar neus in de lucht, maar hapt gek genoeg niet toe. We hadden ons al voorbereid op één groot smakfestijn. Ik vraag de gids of het ook mogelijk is om de kip gewoon in leven te laten. De gids informeert ons droogweg dat er toeristen zijn die bij het aanschouwen van dit verlichtende tafereel in tranen uitbarsten, maar het is inderdaad mogelijk om de kip gratie te verlenen. We kunnen de kip niet snel genoeg van bij de kroko’s weghalen. Tja, je bent een watje of je bent het niet. Vervolgens laat de gids mij nog een groot exemplaar aanraken, wat al bij al een geen al te zenuwslopende ervaring bleek te zijn. De gids deelt ons mee dat dit eigenlijk wel tamme beesten zijn. Toch moeten er bij eentje maar eens de stoppen doorslaan…
Het moment suprême: de kip wordt gepresenteerd aan de krokodil.
Ik wil ook op de foto met de krokodil.
Woensdag brengen we in Ouaga nog een bezoekje aan het nationaal museum van Burkina Faso. Tot onze grote verbazing treffen we er een fototentoonstelling aan over architectuur in New York. In een andere zaal zien we echter een fraaie selectie van een twintigtal maskers die gebruikt zijn geweest voor allerhande rituelen bij de etnische groepen Mossi, Bwaba, Samo en Gourounsi. De gids weet ons te vertellen dat de maskers ook vandaag de dag nog worden gebruikt, maar het aantal deelnemers aan de authentieke rituelen is sterk teruggelopen. ’s Avonds pikken we in een openluchtcinema midden in het centrum van Ouaga nog een 1e-klas Bollywood-film mee, een must in de hoofdstad van de Afrikaanse film. In de film wordt er, zoals het hoort, veel gedanst en gezongen en de politieheld is zo goed als onoverwinnelijk. Hoera!
Genoeg in de hoofdstad rondgehangen, tijd voor het echte werk! Donderdag 27 december pakken we onze biezen en verhuizen we naar Nouna. Na een busrit van een dikke zes uur komen we in Nouna aan. Mijn goede vriend Innocent verwelkomt ons in het busstation, wat een makker! De volgende twee dagen maakt Evy kennis met de lokale gemeenschap. Vrijdag bezoeken we het vormingscentrum Badenya en zaterdag maken we een trip naar de werf in Goni. Hoewel de werken in Goni tijdens de feestdagen stilliggen, vorderen ze nog altijd gestaag. Ondertussen loop ik nog effe langs bij de dokter, want het is nu al bijna een week dat ik weeral met diarree rondloop. Hoewel ik de diarree nu wel gewoon ben, is een week mij toch een beetje te veel van het goede. Ik pak heel mijn huisapotheek mee (antibiotica en een parasietenverdelgend middel inbegrepen) naar het ziekenhuis. De dokter is echter niet onder de indruk en schrijft mij gewoon immodium voor, wat uiteindelijk ook effectief blijkt te zijn.
Het gebouw van de klaslokalen in Goni
Zondag 30 december beginnen we onze reis naar het zuiden van Burkina. We nemen een busje naar Bobo-Dioulasso, de tweede stad van Burkina. Ook de brommer gaat weer mee. Het busje wordt helemaal volgepropt met mensen. Gelukkig kunnen Evy en ik vooraan naast de bestuurder plaatsnemen. Onderweg moeten we mensen weigeren, omdat ze er gewoon echt niet meer bij kunnen. Eén man moet echter zo dringend in Bobo zijn dat hij bereid is op het dak van het busje mee te rijden. Dat is hier allemaal geen probleem. In Bobo aangekomen merk ik dat er een probleem is met de stuurinrichting van de brommer. Er blijkt een bout gebroken te zijn, maar voorlopig kan ik er nog wel mee rijden. Innocent heeft me het nummer gegeven van een vriend in Bobo, Lassina, indien er zich problemen zouden voordoen. Ik bel hem op en even later staat Lassina aan ons hotel. Morgen gaat de brommer naar de mecanicien. ’s Avonds brengen we nog een bezoek aan de oude moskee en Dioulassoba, het oude gedeelte van de stad, het dorp waar de stad is ontstaan en dat wellicht ook kunstmatig in stand wordt gehouden als toeristische attractie.
De oude moskee in Bobo-Dioulasso
De laatste dag van het jaar begint met een bezoek aan de mecanicien van Lassina. Ondertussen kan ik ook nog een paar Engelse schoolboeken op de kop tikken voor de cursus Engels die ik het volgende semester zal geven aan mijn leerlingen van ‘Maçonnerie 2’. ’s Namiddags vertrekken we naar La Guingette, een plaats zo’n 20 km ten westen van Bobo, waar de rivier Kou volgens de reisgids de ideale stek zou zijn om een frisse duik te nemen. Gearriveerd bij de rivier stellen we echter vast dat de Burkinese overheid de hele omgeving tot een beschermd woud heeft gemaakt en dat zwemmen zelfs verboden is. We besluiten dan maar een kijkje te gaan nemen in het woud, wie weet komen we wel een aap tegen.
Informatiebord bij de ingang van het woud van Kou
’s Avonds is het oudjaar en we bellen Lassina om te zien waar hij zoal uithangt. Hij komt ons ophalen en we komen terecht in een huis in een buitenwijk van Bobo bij een gezelschap van mensen dat niet zo onbemiddeld blijkt te zijn. Met een kanjer van een schotelantenne in de voortuin is de eigenaar er alleszins merkelijk beter aan toe dan de stakkers die wat verderop op straat leven. We maken het echter niet te laat, want de volgende dag vertrekken we richting Banfora.
In het woud van Kou
Dinsdag 1 januari 2008, een nieuw jaar begint ook hier in Burkina Faso en ik begin al meteen met een sterk nummer. Ik heb het plan opgevat om vandaag met twee op de brommer, plus al de bagage erbij, naar Banfora te rijden, zo’n dikke 80 km verder naar het zuidwesten. Ik krijg de twee rugzakken echter niet echt stabiel op de bagagedrager vastgebonden. Evy ziet het onmogelijke van heel de zaak in en weigert mee op de brommer te stappen. Ze stelt voor met de bus te gaan en de rugzakken met zich mee te pakken en dan kan ik nog altijd op mijn brommertje naar Banfora snorren. Dat lijkt mij een redelijk compromis. Soms kunnen vrouwen toch wel blijk geven van een nuchter verstand! Zo gezegd, zo gedaan. Ik drop Evy aan het busstation en begeef mij op weg. Ik doe het onderweg rustig aan en we zien elkaar ’s avonds terug in hotel Fara in Banfora.
De watervallen van Karfiguela
Uitzicht vanop de watervallen van Karfiguela
Op de bus heeft Evy een Zweeds koppel leren kennen en de Zweden verblijven in hetzelfde hotel in de kamer naast de onze. Anne en Johnny wonen voor een jaar in Accra, de hoofdstad van Ghana en ze maken een rondreis door Burkina en Mali. Anne werkte tot voor kort als tandarts in een slecht uitgerust ziekenhuis en Johnny werkt sinds kort voor een Ghanees familiebedrijf dat luxewoningen bouwt en daartoe veel accessoires uit Europa invoert. ’s Avonds gaan we samen uit eten en het blijkt een zeer sympathiek stel.
De dômes van Fadebougou
Banfora is een stadje in het Zuidwesten van Burkina, een streek waar het beduidend meer regent dan in de rest van het land. In de omgeving wordt met behulp van grote sproei-installaties aan suikerrietteelt gedaan. De natuur blijkt volgens de reisgids in ieder geval de moeite waard. Woensdag staan er dan ook drie zaken op het programma: de watervallen van Karfiguela, de dômes van Fadebougou en de nijlpaarden van Tengrela. Evy blijkt zich ’s morgens echter niet zo goed te voelen. Wellicht de cultuurschok en de verandering van klimaat die zich met wat vertraging laten voelen. Ze besluit dan ook in het hotel te blijven en ik trek er dan maar alleen op uit.
Op de dômes van Fadebougou
Bij de voet van de watervallen van Karfiguela kom ik de Zweden terug tegen. Ze hebben hun bezoek aan de dômes er al opzitten. De dômes van Fadebougou zijn grote, ronde rotsformaties die zich door de eeuwen heen onder invloed van de erosie door weer en wind, gevormd hebben. Hoewel ze vrij onbekend zijn, doorstaan ze vrijwel moeiteloos de vergelijking met veel bekendere rotsformaties, ergens in de Bungle-Bungles van West-Australië. Samen met de Zweden begin ik aan de verkenningstocht van de watervallen. De watervallen van Karfiguela zouden de ideale locatie vormen voor een daguitstap. Op de verschillende niveaus zouden op natuurlijke wijze jacuzzi’s gevormd worden, heerlijk om in te baden. Picnic, boekje, zonnecrème, meer moet het niet zijn. Onderaan zien we reeds één grote waterval. Langs een pad klauteren we omhoog. Na 10 minuten gekletter trekken we onze ogen open. Deze keer klopt de info van de reisgids als een bus. Wat een fantastische plaats! Overal zijn er kleine jacuzzi’s. We schieten onze zwembroek aan en duiken het water in.
De zweden Johnny en Anne in de jacuzzi
Ook Evy vindt het natuurlijke brubbelbad wel fijn.
In de late namiddag zetten we koers naar Tengrela, een dorp op 7 km van
Banfora. Vlakbij Tengrela ligt een meer waar zo’n 50-tal nijlpaarden hun natuurlijke habitat hebben. Het meer van Tengrela is veel uitgestrekter dan dat van Bazoule met de krokodillen, en zo’n 3 tot 6 meter diep. Er zitten vijf nijlpaardenfamilies met elk één dominant mannetje. Overdag komen de dieren het water niet uit. De nijlpaarden zijn het best te spotten tussen 7 en 8 uur ’s morgens of na 16u30. Met vijf blanken stappen we in een prauw. De zon staat al laag boven het meer. Behendig stuurt de stuurman de prauw het meer op. Het is echt geen zicht, met zijn vijven zitten we, elk met een camera in de aanslag, te wachten totdat het eerste nijlpaard opduikt. Al gauw heeft de stuurman door op welke plaats van het meer we de meeste kansen hebben om de dieren te zien. In de verte horen we al wat merkwaardige, nasale geluiden. Langzaam maar zeker komen we dichter bij de nijlpaarden. De kolossen liggen er in de avondzon rustig bij.
Het meer van Tengrela
De nijlpaarden van Tengrela
De overbekende geeuw van het nijlpaard
’s Avonds gaan Evy en ik nog eens met Anne en Johnny op restaurant. De volgende dag zullen ze door het binnenland van Burkina en Ghana naar Accra terugkeren. Als ik in Accra wil langskomen, ben ik alleszins welkom. Wie weet een ideetje voor tijdens de paasvakantie. Donderdag voelt Evy zich weer een pak beter en voor mij is het best als we het programma van de vorige dag nog eens overdoen. Vrijdag is het al weer tijd om naar Bobo terug te keren. De vakantie loopt op zijn einde. In Bobo doen we de kaartjes op de post, brengen we de tickets voor de volgende dag in orde en pik ik nog een laatste pizzaatje mee. Zaterdag zal Evy doorreizen naar Ouaga. Ik zal terug het busje naar Nouna pakken. Het was alleszins een fijne vakantie. Dankjewel Evy!
Met het busje terug naar Nouna!
Eenmaal in Bobo aangekomen worden we hartelijk ontvangen door Noël en Christine Traore, het koppel dat de oliepers voor hun project gebruikt. Het is hun dochter Marie-Claire die morgen trouwt. Noël en Christine hebben een huis in een buitenwijk van Bobo. De oliepers bevindt zich tweehonderd meter verder op een afgesloten terrein. Hoewel de meeste straten in het centrum van Bobo geasfalteerd zijn, zijn de straten in deze buitenwijk de naam ‘straat’ nauwelijks waard. Het zijn veeleer zandpaden die worden doorkruist door diepe geulen vol met afval en vuil. Je hebt echt een terreinwagen nodig om erdoor te komen. Het is geen zicht, maar wel harde realiteit.
Het project dat Afrant te Bobo ondersteunt, is dus een katoenproject. De oliepers wordt gebruikt om olie uit de zaden van katoen te winnen. Katoenolie is, in tegenstelling tot bij ons, de belangrijkste consumptie-olie hier in Burkina. Bij deze productie gaat echter niets verloren. Het restproduct wordt immers gebruikt als voedsel voor de dieren, of dient ook als basis voor de aanmaak van zeep. Noël is mecanicien van beroep en weet dus wel hoe hij zo’n oliepers aan de praat moet krijgen. Het is Christine, de vrouw van Noël, die de vorming in verband met de aanmaak van zeep voor haar rekening neemt. Op die manier heeft ze al tal van vrouwen opgeleid en zorgt ze ervoor dat deze vrouwen een eigen inkomen kunnen verwerven.
Noël vult de oliepers met katoenzaden.
Na het middageten bij de familie Traore brengen we een bezoekje aan de werkplaats waar de oliepers staat opgesteld. Trots zet Noël de machine in gang en vult de trechter van boven met katoenzaden. Al gauw verschijnt de eerste dikke laag olie aan de zijkant van de pers en ook het restproduct blijft niet achterwege. Deze zaden zijn echter nog van de oogst van vorig jaar. De katoencampagne van dit jaar is eerst begin december van start gegaan en Noël heeft nog geen zaden van de oogst van dit jaar weten te bemachtigen. Hij heeft een grote bestelling geplaatst bij Sofitex, de nationale maatschappij die de katoenoogsten over het hele land opkoopt. In de fabriekshallen van Sofitex gebeurt de verwerking van de ruwe katoen. De katoen bedoeld voor de textiel, wordt er gescheiden van de katoenzaden. Deze zaden worden dan aan kleinere ondernemers doorverkocht. Voorlopig staat het katoenproject dus nog op een laag pitje, maar ik ben alleszins van plan terug te keren, wanneer de voorraad katoenzaden is aangevuld, de pers op volle toeren draait en de werkplaats gevuld is met tientallen leergierige vrouwen.
Al snel verschijnt de olie...
Na deze korte demonstratie maken we ons op om naar Toussiana te vertrekken, al waar we in de loop van de namiddag aankomen. Eerst even goeiedag gaan zeggen bij de ouders van Noël thuis. De voorbereidingen zijn in volle gang en het is een drukte van jewelste. Vrouwen lopen af en aan, potten staan op het vuur te pruttelen en luide muziek knalt uit grote boxen. Na de formaliteiten zoeken we de rustigere atmosfeer van de plaatselijke pastorie op, waar we ook zullen overnachten. Toch handig als je met een priester op stap bent. Altijd wel een gratis bed in de buurt, waar je ook komt.
Tijdens de huwelijksplechtigheid in de kerk van Toussiana
Zaterdagvoormiddag vindt de huwelijksmis plaats in de fraaie kerk van Toussiana. De kerk heeft een ronde vorm en is uitgehouwen in een rotsbodem. De gelukkigen die in het huwelijksbootje stappen, heten Serge Coulibaly en Marie-Claire Traore. Het is alsof bij ons Peters met Janssens zou trouwen, zo vaak hoor je de namen Coulibaly en Traore in het Zuidwesten van Burkina. De plechtigheid verloopt eigenlijk helemaal hetzelfde als bij ons. Daarna volgt er in de plaatselijke uitgaansgelegenheid een groot feestmaal voor vele genodigden. Als gezelschap van de priester die het huwelijk heeft ingezegend, mag ook ik mee aan de eretafel aanschuiven, hèhè. Aan eten geen gebrek, de bediening door de ingehuurde hostessen verloopt echter wel chaotisch.
De gelukkigen Marie-Claire en Serge snijden de huwelijkstaart aan.
In de namiddag worden we dan nog van hot naar her gestuurd en bij elke stop wordt er gegeten en gedronken. Er vindt zelfs nog een traditioneel huwelijk plaats, maar ik vrees dat ik niet goed begrepen heb wat daar de bedoeling van was. Ook wordt Marie-Claire nog eens goed door een stel oude ‘wijven’ onder handen genomen als voorbereiding op haar verdere leven met Serge. De dag wordt afgesloten met een bal in dezelfde uitgaansgelegenheid als voordien. Het zogenaamde ‘bal’ heeft echter meer weg van een ordinaire fuif. Zondag keren we dan terug naar Nouna. ‘s Avonds kruip ik vroeg in mijn bed, want de volgende dag staat een lange busrit naar Ouagadougou op het programma.
Het busstation van Nouna
Inderdaad moet ik maandagochtend vroeg op, want vandaag vertrek ik naar Ouaga. Ik zal ’s avonds Evy aan de luchthaven afhalen. Evy is een goede vriendin waarmee ik in een ver verleden nog antropologie heb gestudeerd en die, van geen kleintje vervaard, het aandurft om twee weken lang met mij Burkina te komen verkennen. De brommer gaat mee op de bus (op het dak weliswaar), want het is het ideale vervoermiddel in een stad als Ouaga. Goed op tijd kom ik om 07u00 in het busstation aan. De bus zal normaal om 08u00 vertrekken. Het is de dag voor kerstmis en de busmaatschappij heeft de prijs van de tickets fors opgetrokken. Mijn rugzak ligt al op het dak van de bus, wanneer een hele hoop mannen plots de bus tot buiten het busstation duwen. Klaarblijkelijk is er een probleem met de startbatterij en is men van plan de bus in gang te duwen. Ondertussen neemt het aantal wachtende buspassagiers gestaag toe en is de bus uit het zicht verdwenen. Na enige tijd komt de bus het busstation weer binnengetuft. Eindelijk kan men beginnen met de rest van de bagage
te laden. Op een flik staat ook mijn brommer op het dak. Om 09u00 zitten we allemaal goed en wel in de bus en kan de reis beginnen.
Om 21u00 komt Evy met een vlucht van Air France op de luchthaven van Ouagadougou aan. De aankomst neemt de nodige tijd in beslag. Zo’n anderhalf uur later ontwaar ik haar lachende gezicht in de wachtende menigte. Wat ben ik content dat ze er is! Het zal goed doen om nog eens in het nederlands over koetjes en kalfjes te kunnen praten. Bovendien heeft ze een volledige zak vol cadeautjes en koeken voor mij bij. Mijn kerstavond kan alvast niet meer stuk. Bepakt en gezakt stappen we op mijn brommer. Wie had dat gedacht dat we ooit nog samen op een koele winteravond door de straten van Ouagadougou zouden tuffen.
Het krokodillenpark te Bazoule
De volgende dag is het kerstmis. Geen betere gelegenheid om krokodillen te gaan spotten, ze zijn zowaar heilig. Op de brommer sjezen we naar Bazoule, een dorp op zo’n 25 km ten westen van Ouaga. In dit dorp is alles in het werk gesteld om de toeristen zo goed mogelijk te ontvangen. Het meer van Bazoule zit vol met krokodillen, wel meer dan 100 exemplaren. Een vraagje voor de kwissers: wat is het verschil tussen een krokodil en een kaaiman? De krokodillen vormen een echt onderdeel van de dorpsgemeenschap. Overdag blijven ze in, of op de oever van, het meer. ’s Nachts gaan ze op wandel door het dorp, maar ze laten de huisdieren ongemoeid.
De kroko's van Bazoule liggen er gezapig bij.
Op het moment dat we aankomen, zijn we de enige bezoekers. Het toegangsticket voor de rondleiding kost zo’n 1,5 € per persoon, plus je bent verplicht om nog eens voor 1,5 € er een kip bij te kopen die zal dienen als lokaas. Anders komen de kroko’s niet uit het water, zo wordt ons wijsgemaakt. Met gemengde gevoelens trekken Evy en ik met de gids en de kip op pad. Is dit echt wat we willen: een kip opofferen voor een toeristisch pleziertje? Normaal worden de krokodillen niet gevoederd. Als er geen toeristen passeren die hen kippen aanbieden, eten de kroko’s vissen en kikkers uit het meer.
Evy, de kroko en de gids
Als we bij de oever van het meer komen, blijken we geluk te hebben. Veel krokodillen hebben zin om uit het water te komen. Weldra is het moment suprême daar: de kip wordt aan een touwtje op het einde van een stok vastgemaakt en de gids laat ze boven de muil van een krokodil bengelen. Het beestje piept als bezeten. Hier is de mensheid weer goed bezig, denk ik dan. Ik weet me geen houding te geven. De kroko steekt haar neus in de lucht, maar hapt gek genoeg niet toe. We hadden ons al voorbereid op één groot smakfestijn. Ik vraag de gids of het ook mogelijk is om de kip gewoon in leven te laten. De gids informeert ons droogweg dat er toeristen zijn die bij het aanschouwen van dit verlichtende tafereel in tranen uitbarsten, maar het is inderdaad mogelijk om de kip gratie te verlenen. We kunnen de kip niet snel genoeg van bij de kroko’s weghalen. Tja, je bent een watje of je bent het niet. Vervolgens laat de gids mij nog een groot exemplaar aanraken, wat al bij al een geen al te zenuwslopende ervaring bleek te zijn. De gids deelt ons mee dat dit eigenlijk wel tamme beesten zijn. Toch moeten er bij eentje maar eens de stoppen doorslaan…
Het moment suprême: de kip wordt gepresenteerd aan de krokodil.
Ik wil ook op de foto met de krokodil.
Woensdag brengen we in Ouaga nog een bezoekje aan het nationaal museum van Burkina Faso. Tot onze grote verbazing treffen we er een fototentoonstelling aan over architectuur in New York. In een andere zaal zien we echter een fraaie selectie van een twintigtal maskers die gebruikt zijn geweest voor allerhande rituelen bij de etnische groepen Mossi, Bwaba, Samo en Gourounsi. De gids weet ons te vertellen dat de maskers ook vandaag de dag nog worden gebruikt, maar het aantal deelnemers aan de authentieke rituelen is sterk teruggelopen. ’s Avonds pikken we in een openluchtcinema midden in het centrum van Ouaga nog een 1e-klas Bollywood-film mee, een must in de hoofdstad van de Afrikaanse film. In de film wordt er, zoals het hoort, veel gedanst en gezongen en de politieheld is zo goed als onoverwinnelijk. Hoera!
Genoeg in de hoofdstad rondgehangen, tijd voor het echte werk! Donderdag 27 december pakken we onze biezen en verhuizen we naar Nouna. Na een busrit van een dikke zes uur komen we in Nouna aan. Mijn goede vriend Innocent verwelkomt ons in het busstation, wat een makker! De volgende twee dagen maakt Evy kennis met de lokale gemeenschap. Vrijdag bezoeken we het vormingscentrum Badenya en zaterdag maken we een trip naar de werf in Goni. Hoewel de werken in Goni tijdens de feestdagen stilliggen, vorderen ze nog altijd gestaag. Ondertussen loop ik nog effe langs bij de dokter, want het is nu al bijna een week dat ik weeral met diarree rondloop. Hoewel ik de diarree nu wel gewoon ben, is een week mij toch een beetje te veel van het goede. Ik pak heel mijn huisapotheek mee (antibiotica en een parasietenverdelgend middel inbegrepen) naar het ziekenhuis. De dokter is echter niet onder de indruk en schrijft mij gewoon immodium voor, wat uiteindelijk ook effectief blijkt te zijn.
Het gebouw van de klaslokalen in Goni
Zondag 30 december beginnen we onze reis naar het zuiden van Burkina. We nemen een busje naar Bobo-Dioulasso, de tweede stad van Burkina. Ook de brommer gaat weer mee. Het busje wordt helemaal volgepropt met mensen. Gelukkig kunnen Evy en ik vooraan naast de bestuurder plaatsnemen. Onderweg moeten we mensen weigeren, omdat ze er gewoon echt niet meer bij kunnen. Eén man moet echter zo dringend in Bobo zijn dat hij bereid is op het dak van het busje mee te rijden. Dat is hier allemaal geen probleem. In Bobo aangekomen merk ik dat er een probleem is met de stuurinrichting van de brommer. Er blijkt een bout gebroken te zijn, maar voorlopig kan ik er nog wel mee rijden. Innocent heeft me het nummer gegeven van een vriend in Bobo, Lassina, indien er zich problemen zouden voordoen. Ik bel hem op en even later staat Lassina aan ons hotel. Morgen gaat de brommer naar de mecanicien. ’s Avonds brengen we nog een bezoek aan de oude moskee en Dioulassoba, het oude gedeelte van de stad, het dorp waar de stad is ontstaan en dat wellicht ook kunstmatig in stand wordt gehouden als toeristische attractie.
De oude moskee in Bobo-Dioulasso
De laatste dag van het jaar begint met een bezoek aan de mecanicien van Lassina. Ondertussen kan ik ook nog een paar Engelse schoolboeken op de kop tikken voor de cursus Engels die ik het volgende semester zal geven aan mijn leerlingen van ‘Maçonnerie 2’. ’s Namiddags vertrekken we naar La Guingette, een plaats zo’n 20 km ten westen van Bobo, waar de rivier Kou volgens de reisgids de ideale stek zou zijn om een frisse duik te nemen. Gearriveerd bij de rivier stellen we echter vast dat de Burkinese overheid de hele omgeving tot een beschermd woud heeft gemaakt en dat zwemmen zelfs verboden is. We besluiten dan maar een kijkje te gaan nemen in het woud, wie weet komen we wel een aap tegen.
Informatiebord bij de ingang van het woud van Kou
’s Avonds is het oudjaar en we bellen Lassina om te zien waar hij zoal uithangt. Hij komt ons ophalen en we komen terecht in een huis in een buitenwijk van Bobo bij een gezelschap van mensen dat niet zo onbemiddeld blijkt te zijn. Met een kanjer van een schotelantenne in de voortuin is de eigenaar er alleszins merkelijk beter aan toe dan de stakkers die wat verderop op straat leven. We maken het echter niet te laat, want de volgende dag vertrekken we richting Banfora.
In het woud van Kou
Dinsdag 1 januari 2008, een nieuw jaar begint ook hier in Burkina Faso en ik begin al meteen met een sterk nummer. Ik heb het plan opgevat om vandaag met twee op de brommer, plus al de bagage erbij, naar Banfora te rijden, zo’n dikke 80 km verder naar het zuidwesten. Ik krijg de twee rugzakken echter niet echt stabiel op de bagagedrager vastgebonden. Evy ziet het onmogelijke van heel de zaak in en weigert mee op de brommer te stappen. Ze stelt voor met de bus te gaan en de rugzakken met zich mee te pakken en dan kan ik nog altijd op mijn brommertje naar Banfora snorren. Dat lijkt mij een redelijk compromis. Soms kunnen vrouwen toch wel blijk geven van een nuchter verstand! Zo gezegd, zo gedaan. Ik drop Evy aan het busstation en begeef mij op weg. Ik doe het onderweg rustig aan en we zien elkaar ’s avonds terug in hotel Fara in Banfora.
De watervallen van Karfiguela
Uitzicht vanop de watervallen van Karfiguela
Op de bus heeft Evy een Zweeds koppel leren kennen en de Zweden verblijven in hetzelfde hotel in de kamer naast de onze. Anne en Johnny wonen voor een jaar in Accra, de hoofdstad van Ghana en ze maken een rondreis door Burkina en Mali. Anne werkte tot voor kort als tandarts in een slecht uitgerust ziekenhuis en Johnny werkt sinds kort voor een Ghanees familiebedrijf dat luxewoningen bouwt en daartoe veel accessoires uit Europa invoert. ’s Avonds gaan we samen uit eten en het blijkt een zeer sympathiek stel.
De dômes van Fadebougou
Banfora is een stadje in het Zuidwesten van Burkina, een streek waar het beduidend meer regent dan in de rest van het land. In de omgeving wordt met behulp van grote sproei-installaties aan suikerrietteelt gedaan. De natuur blijkt volgens de reisgids in ieder geval de moeite waard. Woensdag staan er dan ook drie zaken op het programma: de watervallen van Karfiguela, de dômes van Fadebougou en de nijlpaarden van Tengrela. Evy blijkt zich ’s morgens echter niet zo goed te voelen. Wellicht de cultuurschok en de verandering van klimaat die zich met wat vertraging laten voelen. Ze besluit dan ook in het hotel te blijven en ik trek er dan maar alleen op uit.
Op de dômes van Fadebougou
Bij de voet van de watervallen van Karfiguela kom ik de Zweden terug tegen. Ze hebben hun bezoek aan de dômes er al opzitten. De dômes van Fadebougou zijn grote, ronde rotsformaties die zich door de eeuwen heen onder invloed van de erosie door weer en wind, gevormd hebben. Hoewel ze vrij onbekend zijn, doorstaan ze vrijwel moeiteloos de vergelijking met veel bekendere rotsformaties, ergens in de Bungle-Bungles van West-Australië. Samen met de Zweden begin ik aan de verkenningstocht van de watervallen. De watervallen van Karfiguela zouden de ideale locatie vormen voor een daguitstap. Op de verschillende niveaus zouden op natuurlijke wijze jacuzzi’s gevormd worden, heerlijk om in te baden. Picnic, boekje, zonnecrème, meer moet het niet zijn. Onderaan zien we reeds één grote waterval. Langs een pad klauteren we omhoog. Na 10 minuten gekletter trekken we onze ogen open. Deze keer klopt de info van de reisgids als een bus. Wat een fantastische plaats! Overal zijn er kleine jacuzzi’s. We schieten onze zwembroek aan en duiken het water in.
De zweden Johnny en Anne in de jacuzzi
Ook Evy vindt het natuurlijke brubbelbad wel fijn.
In de late namiddag zetten we koers naar Tengrela, een dorp op 7 km van
Banfora. Vlakbij Tengrela ligt een meer waar zo’n 50-tal nijlpaarden hun natuurlijke habitat hebben. Het meer van Tengrela is veel uitgestrekter dan dat van Bazoule met de krokodillen, en zo’n 3 tot 6 meter diep. Er zitten vijf nijlpaardenfamilies met elk één dominant mannetje. Overdag komen de dieren het water niet uit. De nijlpaarden zijn het best te spotten tussen 7 en 8 uur ’s morgens of na 16u30. Met vijf blanken stappen we in een prauw. De zon staat al laag boven het meer. Behendig stuurt de stuurman de prauw het meer op. Het is echt geen zicht, met zijn vijven zitten we, elk met een camera in de aanslag, te wachten totdat het eerste nijlpaard opduikt. Al gauw heeft de stuurman door op welke plaats van het meer we de meeste kansen hebben om de dieren te zien. In de verte horen we al wat merkwaardige, nasale geluiden. Langzaam maar zeker komen we dichter bij de nijlpaarden. De kolossen liggen er in de avondzon rustig bij.
Het meer van Tengrela
De nijlpaarden van Tengrela
De overbekende geeuw van het nijlpaard
’s Avonds gaan Evy en ik nog eens met Anne en Johnny op restaurant. De volgende dag zullen ze door het binnenland van Burkina en Ghana naar Accra terugkeren. Als ik in Accra wil langskomen, ben ik alleszins welkom. Wie weet een ideetje voor tijdens de paasvakantie. Donderdag voelt Evy zich weer een pak beter en voor mij is het best als we het programma van de vorige dag nog eens overdoen. Vrijdag is het al weer tijd om naar Bobo terug te keren. De vakantie loopt op zijn einde. In Bobo doen we de kaartjes op de post, brengen we de tickets voor de volgende dag in orde en pik ik nog een laatste pizzaatje mee. Zaterdag zal Evy doorreizen naar Ouaga. Ik zal terug het busje naar Nouna pakken. Het was alleszins een fijne vakantie. Dankjewel Evy!
Met het busje terug naar Nouna!
Abonneren op:
Posts (Atom)