Donderdag hadden we een eerste vergadering met de leraars van het CFP onder leiding van de directeur. Twee onderwerpen werden herhaaldelijk door de leraars aangehaald: enerzijds het zwakke niveau van leerlingen die de materie van het voorgaande jaar niet beheersen en anderzijds het grote aantal leerlingen per klas. De combinatie van deze twee gegevens maakt het bijzonder moeilijk om in te schatten of en hoe snel men met de leerstof zal kunnen voortmaken, vooral voor vakken waar men voortbouwt op de materie die vroeger gezien is. Het stelt de leraars voor de vraag hoeveel tijd te besteden aan de herhaling van basiskennis. Dit vormt een probleem, aangezien we een planning van ons leerprogramma moeten opmaken.
M2/E1: de klas van 82 leerlingen
Voor beide klassen waaraan ik lesgeef, volg ik het programma wiskunde zoals het is goedgekeurd door het Ministerie van het Secundair Onderwijs. Voor een 4-urenrichting zit dit programma echter lekker vol, zeker als men weet dat het schooljaar pas in oktober begint en sommige leerlingen al einde mei vertrekken om op hun veld te gaan werken. Bij de klas ‘Metsen 1’ heb ik echter goede hoop om de leerstof gedaan te krijgen. Het programma bevat 19 hoofdstukken waarvan er maar liefst 5 (ivm de oppervlakte en inhoud van driedimensionale figuren) ook bij het vak ‘Toegepaste wiskunde’ worden gezien. Die 5 hoef ik dus niet meer voor mijn rekening te nemen. Bij de samengestelde klas ‘Metsen 2/Elektronica 1’ kan ik slechts 1 hoofdstuk aan mijn collega doorschuiven. Aldus bestaat het programma uit 16 hoofdstukken waarvan de materie moeilijker is en bijgevolg meer tijd vraagt om uiteengezet te worden, vooral gezien het zwakke niveau van sommige leerlingen. Hier wordt het een hele uitdaging om het programma afgewerkt te krijgen.
Surveillant Etienne en leerkracht Honoré
Op zich denk ik niet dat Belgische leraars met een ander probleem geconfronteerd worden dan hun Afrikaanse collega’s als ze een leerprogramma dienen af te werken, maar het grote aantal leerlingen per klas maakt dat (in mijn geval bij een samengestelde klas) het niveauverschil tussen de leerlingen groter kan zijn, er minder individuele begeleiding is en er wellicht minder leerstof kan behandeld worden. Met andere woorden het grote aantal leerlingen per klas heeft wel degelijk een invloed op de kwaliteit van het onderwijs. De directeur heeft ons gevraagd van onze genialiteit gebruik te maken om creatief met de situatie om te springen. De leraars dienen in staat te zijn zich aan de situatie aan te passen.
Mis voor het nieuwe schooljaar
Zaterdag werd met een mis voor al de leerlingen van Nouna het schooljaar officieel geopend. Dit vormde meteen het startschot voor een nieuw seizoen van l’aumônerie ofwel de aalmoezenierswoning. Deze ‘woning’ is een soort van jeugdhuis onder leiding van het bisdom dat allerhande activiteiten voor jongeren organiseert. Zo beschikt l’Aumônerie over een bibliotheek, is er een theatergroep, wordt er aan sport gedaan, staan er vanaf dit jaar ook twee computers ter beschikking, wordt er catechese gegeven en koestert men de ambitie om met een heus orkest te beginnen. Het aanbod van de aalmoezenierswoning wordt dit jaar aangevuld met de drum- en schaakcursus waarmee ik vanaf volgende zaterdag zal starten.
De drumcursus past perfect binnen plannen van abbé Pierre Sanou om binnen een aantal jaren met een echt jeugdorkest op de proppen te komen. Het is in dit kader dat hij een aantal jaren geleden aan Afrant de vraag heeft gesteld om een aantal blaasinstrumenten op te sturen. Bovendien heeft abbé Pierre deze zomer met de steun van Afrant in Lyon een aantal instrumenten van zeer degelijke kwaliteit (waaronder elektrische gitaar + bas, versterkers, drumstel, conga’s, bongo’s etc.) kunnen aankopen. Ik was aangenaam verrast toen ik het drumstel mocht in elkaar zetten.
De nieuwe muziekinstrumenten worden voorgesteld tijdens de mis
Tijdens de mis werd meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om al de activiteiten die binnen l’aumônerie plaatsvinden, voor te stellen. Zo werden al de nieuwe instrumenten in de kathedraal opgesteld om na de mis een kleine demonstratie te geven (en op het einde van de mis met wijwater ingezegend te worden). Eveneens kreeg ik de kans om voor een kathedraal vol kinderen mijn schaakcursus te komen voorstellen. Alleen hebben de missen hier in Nouna de neiging om nogal lang te duren. Een mis op zondag van twee uur is een normale zaak. Dus op het einde van de mis die reeds twee uur had geduurd, kreeg ik de dankbare taak om voor een kathedraal vol ingeslapen leerlingen mijn schaakcursus uit de doeken te doen. Als dat maar goed afloopt! Wat de opkomst zal zijn, zullen we volgende zaterdag zien. Maar ik heb alvast één positieve reactie gekregen van een collega van het CFP die het een heel goed initiatief vond van mij om de leerlingen een beetje cultuur bij te brengen. Dat steekt wel een hart onder de riem. Tenslotte is het schaakspel hier nauwelijks gekend en heb ik geen flauw idee of er interesse voor de cursus zal zijn.
Mis voor de opening van het nieuwe schooljaar
Zondag zijn abbé Zéphyrin, abbé Bernard, Samuel Toe en ik naar Goni afgezakt voor een eerste ontmoeting met de lokale bevolking. Goni is het broussedorp op 22 km ten zuiden van Nouna waar op 1 november met de werken voor een middelbare school gestart zal worden. Het project wordt gefinancierd door Afrant. Aangezien abbé Zéphyrin nog altijd een vooraanstaande rol speelt in de samenwerking tussen Afrant en Ocades is hij uiteraard van de partij. Goni is het geboortedorp van abbé Bernard, de eerste pastoor van de kathedraal van Nouna, dus is het ook evident dat hij aanwezig is om het contact met de plaatselijke bevolking vlot te laten verlopen. Samuel Toe tenslotte is de verantwoordelijke van Ocades voor de opvolging en evaluatie van projecten die hier in de regio van Nouna door Afrant financieel ondersteund worden.
Vergadering met de hoofdmannen van de grootfamilies van Goni
Bij aankomst in Goni worden we ontvangen door de ‘délégué’ van Goni. Het is op zijn woonerf dat de ontmoeting met de hoofdmannen van de grootfamilies zal plaatsvinden. De ontmoeting tussen Ocades en de hoofdmannen van het dorp dient om de bijdrage van de lokale bevolking aan de werken te verzekeren. De mensen van Goni zullen de aannemer bijstaan bij de uitvoering van karweitjes waarvoor geen scholing nodig is zoals de aanvoer van zand en water, het mengen van de cement, enz… Ocades voert een politiek om de mensen die voordeel halen uit een ontwikkelingsproject, te doen deelnemen aan de werken. Op die manier wordt de plaatselijke bevolking geresponsabiliseerd en aangemoedigd om het verschil te maken. Het project is er immers voor hen. Men wil bereiken dat de mensen van Goni de middelbare school na verloop van tijd als hun eigen school gaan beschouwen, en niet zomaar als een gebouw dat uit de hemel is komen vallen. Bovendien is het een manier om geld uit te sparen.
Op de vergadering komen ongeveer vijftien notabelen opdagen. Eerst worden de vier gasten voorgesteld. Abbé Bernard vervult zowat de rol van tolk en zet vervolgens nog eens de aanleiding van de ontmoeting uiteen. Al gauw blijkt echter dat november voor de lokale bevolking een moeilijke maand is om beschikbaar te zijn voor de werken, aangezien de boeren nog volop aan het oogsten zijn. Een goede organisatie dringt zich dan ook op. Een geluk is dat men bij de constructie van het plaatselijke CSPS (Centre de Santé et de Promotion Sociale) de lokale bevolking reeds heeft gemobiliseerd. De mensen van Goni hebben dus al ervaring met de participatie aan een ontwikkelingsproject en de afgevaardigde van het dorp zegt dat de aannemer over acht groepen mensen zal kunnen beschikken die elkaar dag na dag op de werf zullen aflossen. Samuel Toe merkt op dat wellicht ook de bevolking uit de omliggende dorpen gebruik zal maken van de school en dat ook zij op haar verantwoordelijkheid kan aangesproken worden. De afgevaardigde antwoordt dat de mensen van vijf omliggende dorpen ook gebruik maken van het CSPS en dat men hen kan aanspreken om te komen helpen. Daarentegen zijn er ook dorpen uit de omgeving die niet zo tevreden zijn dat de school in Goni zal gebouwd worden. Een middelbare school van de staat zou wellicht in de hoofdplaats van de regio, Dokui, gebouwd zijn. Gevoelens van jaloezie zijn dan ook niet veraf.
Groepsfoto: ikzelf, de délégué van Goni, abbé Zéphyrin en Samuel Toe (met kip!)
Ik mag op het einde ook nog een woordje placeren en zeg dat Afrant heel blij en trots is op haar deelname aan de realisatie van de school. We beseffen maar al te goed het grote gebrek aan middelbare scholen in deze streek en hopen dan ook met onze deelname een bijdrage te leveren, niet alleen aan de ontwikkeling van de regio, maar ook aan het geluk van haar bevolking. Dat God de werken mag zegenen, dat God de samenwerking tussen de aannemer, de mensen van Goni, Ocades en Afrant mag zegenen opdat we binnen een paar maanden een stevige school zullen zien verrijzen. Ik zeg nog in het Djoela dat ik momenteel Djoela aan het leren ben (‘Ne be Djoelakan dègè’) en dat wordt door de hoofdmannen wel geapprecieerd. Na een uitgebreid afscheidsritueel met de hoofdmannen krijgen we van de afgevaardigde nog een lekkere maïstô-maaltijd voorgeschoteld. Hierna is het tijd om terug huiswaarts te keren, maar niet zonder eerst nog twee kippen in ontvangst genomen te hebben.
dinsdag 30 oktober 2007
woensdag 24 oktober 2007
Week 14/10/07 – 21/10/07
Leerlingen van het CFP voor hun slaapzalen
De week begint al meteen met een dagje verlof. Na de ziekte van de afgelopen dagen voel ik me sterk genoeg om er terug in te vliegen, maar ik hoef niet op te draven. Maandag 14/10/07 is het precies twintig jaar geleden dat Thomas Sankara, de toenmalige revolutionaire president van Burkina, bij een aanslag om het leven is gekomen. Iedereen weet dat de huidige president, Blaise Compaoré, bij deze aanslag betrokken was. Bewezen is het echter nooit en mensen die de zaak hebben willen onderzoeken, waaronder de journalist Norbert Zongo, zijn uit de weg geruimd. Compaoré maakte in de jaren ’80 deel uit van de groep van zeven revolutionairen waarmee Sankara aan de macht is gekomen. Onlangs heb ik nog een T-shirt gezien waarop te lezen was: ‘Twintig jaar democratie met Blaise Compaoré.’ Een mooiere contradictie in de termen kan je niet bedenken! Naar het schijnt heeft Compaoré de grondwet verandert zodat de president nu onbeperkt voor termijnen van vijf jaar kan herverkozen worden. Alleszins vreest men dat deze dag van herdenking tot onlusten in de scholen zal leiden en het Ministerie van Onderwijs heeft dan ook besloten om de lessen te schorsen.
De waterpomp van het CFP
Wat het lesgeven betreft, mag ik niet klagen. Hoewel een aantal specifieke termen me nog wel eens willen ontbreken, krijg ik mijn zaken toch behoorlijk uitgelegd. Toch is het bij dergelijke grote groepen moeilijk om in te schatten of (al) de leerlingen echt mee zijn of niet. Er zijn er een aantal die goed meewerken in de klas, maar natuurlijk zijn het altijd dezelfde die antwoord geven. Bovendien zijn er leerlingen die hetgeen ik op bord heb geschreven, onmiddellijk in hun schrift hebben overgeschreven en anderen die nog moeten beginnen, wanneer de eersten al gedaan hebben.
Klaslokalen van het CFP
Tenslotte is het nog altijd oppassen geblazen dat dingen die voor mij evident zijn, niet noodzakelijk evident zijn voor de leerlingen en dat het op die manier enorm belangrijk is om van alles op de hoogte te zijn en precieze instructies te geven. Zo gaf ik vandaag nog een blad met oefeningen en zette ik de oefeningen op bord die de leerlingen moesten oplossen, zonder daarbij de respectievelijke opgaven helemaal over te schrijven. Voor mij was het vanzelfsprekend dat de leerlingen zouden begrijpen om eerst de opgaven op het oefeningenblad te lezen om vervolgens op bord te zien welke oefeningen ze juist moesten oplossen. Dit was echter te veel gevraagd. Sommigen raakten al van meet af aan helemaal in de war, omdat er blijkbaar ook een apart schrift voor oefeningen bestaat en ze niet wisten in welke schrift nu de oefeningen op te lossen, de wiskundeschrift of de oefeningenschrift. Anderen staken het oefeningenblad dan weer gewoon weg en zaten maar wat naar hun blad te staren. Ik moest hen echt individueel aanporren om de oefeningen over te schrijven en te beginnen met hen op te lossen.
Les 'Djoela' met Jean
Woensdagvoormiddag heb ik na mijn wiskundeles van 08u00 tot 10u00 mijn taalles Djoela gepland. Op die manier doe ik toch nog iets nuttig als ik helemaal meurgh van mijn les terug thuis kom. In de namiddag was het naar wekelijkse gewoonte weer vergadering met Innocent en René in verband met het lasproject voor jongeren dat we op poten willen zetten. Deze keer hebben we de verwachte resultaten op korte, middellange en lange termijn besproken.
Innocent bezig in zijn atelier
Op korte termijn, dwz op minder dan een jaar tijd vanaf het moment dat we de nodige middelen hebben ontvangen, willen we een gebouw met de nodige uitrusting realiseren waarin de opleiding zal plaatsvinden. Op middellange termijn, dwz een jaar tot vijf jaar, wensen we de eerste cursisten te vormen door middel van een tweejarige opleiding. Op lange termijn, dwz langer dan vijf jaar, willen we een netwerk van lasateliers in de regio van Nouna creëren waar we de verschillende cursisten zullen plaatsen, zodanig dat mensen uit de streek niet meer helemaal tot Nouna zullen moeten komen om kleine laswerken vb. aan hun fiets of kar, te laten uitvoeren. Een deel van de opbrengsten uit dit netwerk zal moeten dienen om de kas van het opleidingscentrum te spijzen.
Innocent bezig in zijn atelier
In de loop van de afgelopen week sloeg de schrik mij toch weer om het hart, toen ik besefte dat we toch over een serieus startkapitaal zullen moeten beschikken als we ineens met een nieuw gebouw met uitrusting willen beginnen. Een technische opleiding en in dit geval een lasopleiding kost veel geld, aangezien je over een behoorlijke uitrusting moet kunnen beschikken. Wie zal bereid zijn om veel geld in een project te pompen dat vanaf nul moet beginnen? We zullen in ieder geval een tot in de puntjes uitgewerkt dossier moeten kunnen voorleggen. Is het niet beter te proberen kleinschaliger te beginnen door bijvoorbeeld eerst de middelen voor de uitrusting te vergaren, alvorens al meteen met een nieuw gebouw van start te willen gaan? Alleszins denk ik dat het wel goed en nuttig is om al meteen een volledig en totaalplan op papier te zetten. Achteraf kunnen we dan nog bepalen welke stappen eerst te ondernemen en op welke punten er bespaard kan worden.
Een eerste bijeenkomst van de Troupe
Vanaf volgende week zal ik dan ook kunnen beginnen met mijn drum- en schaakcursus. De twee cursussen zullen plaatsvinden in l’Aumônerie ofwel de aalmoezenierswoning, een huis van het bisdom waarin vrijetijdsactivieiten voor jongeren georganiseerd worden. Zo beschikt l’Aumônerie over een bibliotheek, instrumenten voor een theoretische en praktisch muziekopleiding, zal er een theatercursus worden georganiseerd en werden er onlangs ook twee computers geïnstalleerd. Ook sport en catechese maken deel uit van het aanbod van de aalmoezenierswoning. In dit aanbod zullen dus ook mijn twee cursussen geïntegreerd worden. Vrijdag heb ik volledig gespendeerd aan de voorbereiding van de partituren voor de drumcursus. Zaterdag heb ik dan nog eens een bezoek gebracht aan de lagere school die Afrant in Paranzo bouwt. Hoewel er nu wel degelijk arbeiders op de werf aan het werk waren, heb ik nog niet veel vooruitgang ten opzichte van mijn vorig bezoek kunnen vaststellen. Ik vraag mij ernstig af wanneer deze school volledig afgewerkt zal zijn.
De lagere school van Paranzo
Zondag stond de mis in de kathedraal in het teken van de officiële verwelkoming en presentatie van de nieuwe ambtenaren in Nouna. Daar moest ik natuurlijk aanwezig zijn. Ook werden er een aantal zusters ingehuldigd van twee ordes die het bisdom van Nouna komen ondersteunen. De drie zusters van de ene orde, alle drie afkomstig uit Madagascar, geven les in een lagere school en de vier zusters van de andere orde, Maria van de eeuwige bijstand, zullen binnenkort de leiding van het vormingscentrum Badenya overnemen. In de mis werden de nieuwe ambtenaren gevraagd zich vooraan te komen presenteren voor een volle kerk. Dat vond ik helemaal niet erg, maar de missen duren hier altijd wel lang. Een gewone mis op zondag duurt twee uur en vandaag, naar aanleiding van de speciale gelegenheid, was het weer raak met meer dan drie uur. ’s Middags was het dan eten in de parochie en ’s avonds nog eens feest in het vormingscentrum.
Groepsfoto op het feest van de zusters
Week 07/10/07 – 13/10/07
Nu weet ik waarom er vroeger altijd de nadruk op werd gelegd om eerst je naam op alle bladen te schrijven vooraleer je een examen begint op te lossen. Een aantal leerlingen is natuurlijk vergeten hun naam op de herhalingstest in te vullen. Nu, dat is niet zo erg, want ik was toch niet van plan de test te quoteren. De test is veeleer een middel om het niveau van de klas in te schatten. Tot mijn spijt is dat niveau in beide klasgroepen niet al te hoog, maar wat had ik verwacht?
La maison blanche: het huis van Sidoine
Vanaf maandag hebben Auréliens, Sidoine en ik de kok Joseph onder de hand genomen om onze maaltijden klaar te maken. Dit blijkt een uitstekende keuze te zijn, want Joseph toont zich een ware keukenprins. Bovendien beschik ik niet over de uitrusting om zelf te koken en vertoont het menu van het plaatselijke restaurant iets te weinig variatie (en groenten!) om er elke dag te passeren. Het huis van Sidoine heeft een keuken met twee kleine gasvuren. We laten Joseph nog wat keukengerief bijkopen en hij is volledig gesteld. Het loont de moeite, want hij maakt voor ons frieten (!) en pannenkoeken. Dat is al een tijdje geleden dat ik die nog gegeten had, mjammjam…
Joseph met pannekoeken en Sidoine
Woensdagavond ga ik vroeg slapen, want ik voel een grieperig gevoel komen aanzetten. ’s Nachts moet ik ongelooflijk veel opstaan om te gaan plassen, maar gek genoeg heb ik het gevoel dat het steeds beter gaat. Donderdagmorgen sta ik echter met dezelfde stramme spieren en beenderen als de avond voordien op. Ik vraag aan Sidoine om bij de apotheek het geneesmiddel Arinat tegen malaria te gaan halen. Ondertussen eet ik wat (mijn pot nutella is bijna op ) en ga ik terug slapen. Op de middag word ik wakker en mijn lichaam voelt aan alsof het zich binnenstebuiten wil keren. Ik loop naar buiten om te gaan plassen, maar slaag er niet in om mijn evenwicht te bewaren en ik slaag met mijn klikken en klakken tegen de grond! Dit heb ik nog nooit meegemaakt! Nu wordt het toch wel ernstig. Gelukkig kan ik Innocent bereiken, die meteen afkomt. Hij neemt geen risico en brengt me meteen naar het ziekenhuis. Het heeft geen zin meer om nog een malariatest te doen, aangezien ik al een pilletje Arinat genomen heb. De uitslag zal dan toch sowieso negatief zijn. Ik blijk 40°C koorts te hebben. De dokter schrijft me nog een bijkomend geneesmiddel voor en paracetamol om de koorts te doen zakken. De volgende dagen zweet ik nog heel wat af, maar al bij al recupereer ik toch vrij snel. Al die tijd blijft Innocent standby om binnen te springen als ik iets nodig mocht hebben. ’s Avonds komen ook nog de buren, en zelfs de directeur, op bezoek. Zondag ben ik toch alweer in staat om mijn lessen voor maandag voor te bereiden. Gelukkig werd er donderdag en vrijdag geen les gegeven, want het waren twee feestdagen om de terugkeer naar school te vieren.
La maison blanche: het huis van Sidoine
Vanaf maandag hebben Auréliens, Sidoine en ik de kok Joseph onder de hand genomen om onze maaltijden klaar te maken. Dit blijkt een uitstekende keuze te zijn, want Joseph toont zich een ware keukenprins. Bovendien beschik ik niet over de uitrusting om zelf te koken en vertoont het menu van het plaatselijke restaurant iets te weinig variatie (en groenten!) om er elke dag te passeren. Het huis van Sidoine heeft een keuken met twee kleine gasvuren. We laten Joseph nog wat keukengerief bijkopen en hij is volledig gesteld. Het loont de moeite, want hij maakt voor ons frieten (!) en pannenkoeken. Dat is al een tijdje geleden dat ik die nog gegeten had, mjammjam…
Joseph met pannekoeken en Sidoine
Woensdagavond ga ik vroeg slapen, want ik voel een grieperig gevoel komen aanzetten. ’s Nachts moet ik ongelooflijk veel opstaan om te gaan plassen, maar gek genoeg heb ik het gevoel dat het steeds beter gaat. Donderdagmorgen sta ik echter met dezelfde stramme spieren en beenderen als de avond voordien op. Ik vraag aan Sidoine om bij de apotheek het geneesmiddel Arinat tegen malaria te gaan halen. Ondertussen eet ik wat (mijn pot nutella is bijna op ) en ga ik terug slapen. Op de middag word ik wakker en mijn lichaam voelt aan alsof het zich binnenstebuiten wil keren. Ik loop naar buiten om te gaan plassen, maar slaag er niet in om mijn evenwicht te bewaren en ik slaag met mijn klikken en klakken tegen de grond! Dit heb ik nog nooit meegemaakt! Nu wordt het toch wel ernstig. Gelukkig kan ik Innocent bereiken, die meteen afkomt. Hij neemt geen risico en brengt me meteen naar het ziekenhuis. Het heeft geen zin meer om nog een malariatest te doen, aangezien ik al een pilletje Arinat genomen heb. De uitslag zal dan toch sowieso negatief zijn. Ik blijk 40°C koorts te hebben. De dokter schrijft me nog een bijkomend geneesmiddel voor en paracetamol om de koorts te doen zakken. De volgende dagen zweet ik nog heel wat af, maar al bij al recupereer ik toch vrij snel. Al die tijd blijft Innocent standby om binnen te springen als ik iets nodig mocht hebben. ’s Avonds komen ook nog de buren, en zelfs de directeur, op bezoek. Zondag ben ik toch alweer in staat om mijn lessen voor maandag voor te bereiden. Gelukkig werd er donderdag en vrijdag geen les gegeven, want het waren twee feestdagen om de terugkeer naar school te vieren.
Week 30/09/07 - 06/10/07
Leerlingen aan de schoolpoort van het CFP
Maandag is het zover, de eerste schooldag. Gelukkig ben ik niet te vermoeid van mijn trip gisteren naar Kiénékui (Basso). Ik ben niet echt zenuwachtig, ik weet wat ik ga doen tijdens mijn eerste les. Toch is er een beetje onzekerheid. Het is niet de eerste keer dat ik voor een groep in het Frans zal spreken, maar wel dat ik twee uur lang voor een groep zal spreken. Zal ik uit mijn woorden geraken en zal ik het volhouden? Ik zal lesgeven op de school CFP te Nouna, het Centre Professionnel de Formation, een referentie in de regio. Zelfs in Dedougou, de toch grotere hoofdplaats van de naburige provincie Mouhoun, is er geen technische school als deze. Als ik op school aankom, blijkt al gauw dat er de eerste twee dagen nog helemaal geen les gegeven wordt. Vandaag kuisen de leerlingen de klassen uit en morgen volgt een algemene schoonmaak van de school, dwz onkruid uittrekken en de ‘speelplaats’ in orde brengen. Bovendien is de uurrooster nog helemaal niet in orde. Door het tekort aan leerkrachten is het een heksentoer voor de verantwoordelijke Alain om voor elk vak een leraar te vinden. Hij zal moeten wachten tot de leraars van het iets verder gelegen college ‘Charles Lwanga’ hun vrije uren komen meedelen, zodat hij deze kan inpassen in het uurrooster van het CFP.
Het uitkeren van de klas - een dagelijks ritueel
Dinsdag verhuis ik eindelijk van het vormingscentrum naar een woning vlakbij het CFP. De directie van het CFP heeft mij een ruime woning ter beschikking gesteld met terras en veel schaduw. Het heeft wel wat voeten in de aarde gehad om de woning in orde te krijgen, want aanvankelijk was er een lek in het dak en waren water en elektriciteit afgesloten. Nu is de woning echter in orde en ik ben dik tevreden, want het is een bijzonder mooie locatie. Het is enkel nog wachten op de meubels, want ik heb nog geen stoel om op te zitten. De woning is volledig leeg.
Mijn stek
Ik krijg als buren twee Franse coöperanten. Sidoine geeft eveneens les op het CFP in de richting ‘électronique’. Hij is afkomstig uit de streek van Lille, is hier via de NGO ‘Délégation catholique pour la coopération’ en heeft zijn studies als ingenieur een jaartje onderbroken om hier te komen lesgeven. Auréliens is afkomstig uit de streek van Nantes en heeft hier al een jaar les gegeven op het privé-college Horoyat. Dit jaar heeft hij een vast contract als econoom van de school. Ook Sidoine en Auréliens verblijven in twee woningen van het CFP. Sidoine heeft in één van zijn kamers nog een bureau, bed en kast staan. We verhuizen de drie meubelen, dat is toch al dat. Bij de secretaris Pierre dring ik erop aan dat de directeur zo snel mogelijk voor stoelen en een tafel zorgt. Nu valt het mij op hoe praktisch een stoel wel niet kan zijn, vooral als je er zelf geen hebt. Van Alain krijg ik mijn uurrooster. Ik schrik mij een hoedje, maar laat niets merken. Ik geef slechts acht uren wiskunde, maar heb een klas van 82 en één van 51 leerlingen. Een goed persoonlijk contact met en begeleiding van de leerlingen is nu wel uitgesloten. De grootste klas is een samengestelde klas, nl. het tweede jaar van de richting ’metsen’ en het eerste jaar ‘elektronica’. Het komt overeen met een derde middelbaar bij ons. De kleinere klas is het eerste jaar ‘metsen’ en komt overeen met het tweede middelbaar.
Auréliens en Sidoine
Woensdag geef ik mijn eerste les van 08u00 tot 09u45 aan de samengestelde klas. Ik ben van plan hen eerst een herhalingstest te laten invullen en daarna een beknopte presentatie van België te geven. Er zitten verrassend veel meisjes in de richting ‘metsen’. Ik verneem dat zij wellicht geen job als metser ambiëren, maar later eerder een controlerende functie op een bouwwerf op het oog hebben. Een bijkomende mogelijkheid is dat zij verder studeren voor architect. De les verloopt al bij al behoorlijk, alleen is het resultaat van de test beneden alle peil. Bovendien kan je duidelijk het niveauverschil zien tussen de leerlingen uit Electronique 1 en Maçonnerie 2. Het eerste middelbaar hier op het CFP is een gemeenschappelijk jaar. De 30 beste leerlingen laat men doorstromen naar de richting ‘elektronica’. De rest gaat naar de richting ‘metsen’. Er zijn nog wel een heel aantal leerlingen niet komen opdagen. Sommige ouders hebben moeite om het inschrijvingsgeld te betalen. Voor het CFP is dit dan ook niet min, nl. 125 000 CFA, dat is omgerekend zo’n 187,5 €. Voor het lyceum van Nouna bedraagt het inschrijvingsgeld heel wat minder, nl. 25 000 CFA of 37,5 €, maar daar zitten er in het eerste middelbaar dan ook meer dan honderd leerlingen per klas.
Donderdagvoormiddag geef ik mijn nieuwe woonst een grondige beurt. Ik krijg onverwacht hulp van een jonge kerel, Donald, die door Innocent gestuurd is. Hij heeft ook nog een handig tafeltje en stoel bij, voor als ik buiten op mijn terras wil werken. Samen schuren we de vloeren van het huis met javel af. Ook buiten, rondom de woning kuis ik de boel een beetje op. In de namiddag vergaderen Innocent, René en ik over ‘ons’ jongerenproject. We willen een lasproject uit de grond stampen voor jongeren die niet de kans hebben gehad om naar school te gaan of die onderweg hebben moeten afhaken. Op die manier komen we nu al een aantal weken samen en het project krijgt meer en meer vorm.
Innocent bezig in zijn atelier
Innocent is lasser en all-round-mecanicien van opleiding. Tot voor een aantal jaren heeft hij als lasser voor een bedrijf gewerkt, maar is daar nu mee gestopt. Op dit moment begeleidt hij reeds een aantal jongeren in zijn atelier, maar wil deze begeleiding nu laten overgaan in een volwaardig project. René heeft twee jaar bouwkunde gestudeerd in Bamako (Mali) en heeft vervolgens voor Afrant een school en drie woningen voor leraars te Saborokui gerealiseerd. Als oud-seminarist heeft hij het hart op de juiste plaats, stelt hij het maatschappelijk belang boven het individuele en organiseert in Nouna een onderkomen voor zo’n twintigtal leerlingen uit de omgeving van Nouna die in Nouna schoollopen.
René op de brommer
Deze keer bezinnen we ons over wat ons alle drie persoonlijk drijft om met een dergelijk project te beginnen. Voor mij zijn twee zaken belangrijk: 1) mijn liefde voor vakmanschap ofwel het beheersen van een technisch vak/stiel (welk dan ook). Gek genoeg heb ik een voorliefde voor lassen; 2) een opleiding voor jongeren die niet over de middelen beschikken om een normale opleiding te volgen. Ik denk dan ook dat het van een enorme symbolische waarde zou zijn, ook naar het Burkinese onderwijssysteem toe, als we de opleiding gratis kunnen houden. Onderwijs en opleiding voor jongeren moet in principe gratis zijn/worden.
Vrijdagnamiddag geef ik les aan Maçonnerie 1. Ook hier is het resultaat op de test gene vette. Naar het schijnt wordt er dit jaar met een extra cursus ‘Algemene Wiskunde’ gestart en heb ik de eer om hiermee te beginnen. Tot vorig jaar bleef de wiskunde beperkt tot ‘Toegepaste Wiskunde’.
Etentje in het vormingscentrum
Zaterdagavond heb ik in het vormingscentrum een etentje georganiseerd om enerzijds mijn verhuis naar downtown-Nouna en anderzijds de aankoop van mijn brommer te vieren. De aankoop van een brommer, het symbool van the Burkinian way of life, mag hier nu eenmaal niet ongemerkt voorbij gaan! Meteen is het een goede gelegenheid om de drie kippen die ik afgelopen zondag in Tiénékui heb ontvangen, smakelijk te verorberen. Ik heb mijn beste vrienden uitgenodigd en samen zijn we met dertienen. De maaltijd is werkelijk perfect. Er is tô met twee sauzen, waarvan één die ik het liefste heb, nl. de saus gemaakt van de blaadjes van het paradijs, daarnaast is er nog couscous met een overheerlijke saus en er is natuurlijk de kip. Nadat we onze buikjes rond gegeten hebben, is het tijd voor de zegening van de brommer door abbé Zéphyrin. Spijtig genoeg heeft hij zijn zegeningenboek niet bij, maar dat is niet zo erg. Na een uitgebreid ritueel geeft hij de brommer en mij de zegen.
De zegening van de brommer
Zondag 30/09/07: Bezoek aan Kiénékui (Basso)
Kiénékui (Basso) is een dorp gelegen in de parochie Zekuy-Doumbara. Deze is de parochie ten zuiden van die van Djibasso tegen de grens met Mali. Het dorp Kiénékui is bekend omwille van haar brug die helemaal uit hout vervaardigd is. De brug is enkel toegankelijk voor voetgangers, fietsers en bromfietsers. Aangezien stammetjes en dikke takken dienst doen als loopplatform, vraagt de oversteek wel wat moeite. Desalniettemin gaat het hier om een fraai stuk vakmanschap.
De brug van Kiénékui (Basso)
De rivier die de brug overspant, is voor de inwoners zowel een zegen als een vloek. Als nergens anders betekent water hier leven, maar tijdens het regenseizoen snijdt datzelfde water het dorp volledig af van de buitenwereld. De rivier zwelt aan, de brug komt onder water te staan en de inwoners kunnen geen kant meer op. Het gaat hier om dezelfde rivier als diegene die het gebied tussen Kamadena en Dara in een moeras doet veranderen, nu echter meer stroomopwaarts. Voor de medische hulpverlening betekent dit een regelrechte ramp. Kiénékui heeft enkel een medische hulppost met als uitrusting een tafel, een flesje ontsmettingsmiddel en wat pleisters (echt waar, zelf gezien!). Eén keer om de tien dagen wordt de hulppost bemand door één van de twee verplegers van het ziekenhuis van Dokui dat zo’n 12 kilometer verderop gelegen is. Het is van dit ziekenhuis dat de inwoners van Kiénékui voor meer ‘geavanceerde’ zorgverlening afhankelijk zijn. Deze 12 kilometer vormen echter nog eens een extra lijdensweg, aangezien zieken per ezel en kar moeten vervoerd worden. Vele inwoners van Kiénékui dromen dan ook van een eigen ziekenhuis. Dit ernstig probleem is ter ore gekomen van abbé Joseph Mukassa, uitvoerend secretaris van Ocades, en deze heeft aan René Dabou gevraagd om hier rond een dossier op te stellen en verder uit te werken. Het is René die me uitgenodigd heeft om vandaag eens ter plaatse poolshoogte te gaan nemen en ik ga hier dan ook gretig op in.
René naast de grote gierst (ook wel sorgho genoemd)
Om 07u30 zetten René en ik koers richting Kiénékui. Het is meteen de tweede keer dat mijn bromfiets voor het goede doel wordt gebruikt. Ik laat René sturen, aangezien ik slechts een beperkte ervaring heb om met een bromfiets door te brousse te snorren, en nog minder met een passagier achterop. Ik vraag me af of de motor van de bromfiets met 300 km op de teller al voldoende ingereden is om twee personen te vervoeren. De bromfiets van René bevindt zich echter in een bedenkelijke staat en ik heb geen zin om midden in de brousse in panne te vallen, dus ik verkies toch maar om mijn brommer in te zetten. René en ik zullen eerst passeren langs het ziekenhuis van Dokui. Daar wacht verpleger Bruno ons op en hij zal ons vergezellen naar Kiénékui. Gisterenavond heeft het geregend, dus dat belooft weeral voor de staat van de wegen. We proberen eerst de rechtstreekse weg naar Dokui, maar blijven al gauw in de modder steken. We beslissen dan maar om om te rijden via het dorp Toni. De weg naar Toni is nieuw aangelegd en in vrij goede staat. Er is echter een punt waar een tractor zich vast gereden heeft in het slijk. Een andere tractor is ter hulp gekomen en heeft de eerste kunnen bevrijden. De beide tractoren hebben de weg echter in een abominabele toestand achtergelaten en de regen heeft er een enorme modderpoel van gemaakt met een diepe plas van minstens dertig meter lang. Wanneer we arriveren, staan twee leraars, gepakt en gezakt om in één van de dorpen het nieuwe schooljaar te beginnen, juist op het punt om te voet met hun brommer de oversteek te wagen.
Door de modder
René pakt een plastiek zakje om de uitlaat van onze brommer mee af te sluiten. Hij trekt zijn schoenen uit, rolt zijn broekspijpen op en weg is hij, het water in. Ik duik het veld in en baan mij door de modder en de maïs een weg naar de andere kant van de plas. Vanuit het veld maak ik een paar mooie foto’s van de zwoegende leraars in het water.
Leraars op weg
Uiteindelijk geraakt iedereen goed aan de overkant en kunnen we verder rijden. Toch schiet de weg niet goed op. Het is nog altijd de modder die ons parten speelt en op bepaalde punten splitst de weg zonder enige verdere aanduiding. Dokui ligt op 36 km van Nouna en na drieënhalf uur bereiken we het ziekenhuis. De gebouwen dateren nog van de koloniale tijd. We ontmoeten er de verplegers Bruno en Térémara. Het personeelsbestand van het ziekenhuis is juist teruggebracht tot twee. De verplegers zijn beroofd van hun vroedvrouw. Térémara heeft een afspraak in Kiénékui en het is hij, en niet Bruno, die ons naar het dorp zal vergezellen. De inwoners van Kiénékui hebben een soort ziekenkas opgericht en vandaag is het juist vergadering.
De twee verplegers van Dokui Teremara en Bruno, en René
Dispensaire van Dokui
Op weg naar Kiénékui
Na een stop van een twintigtal minuten stappen we terug de bromfiets op en volgen Térémara richting Kiénékui. Térémara heeft een grote box met geneesmiddelen op de bagagedrager van zijn brommer gebonden. We kunnen nu veel vlotter doorrijden en na een half uur bereiken we de bewuste brug. Kinderen zijn in het water aan het spelen. We steken de brug over en begeven ons in de richting van het centrum. We zullen later terugkomen om foto’s te nemen.
Kinderen springen bij de brug in het water
Het is de afgevaardigde van het dorp (democratisch verkozen!) die ons op de binnenplaats van zijn woning ontvangt. We zetten ons en krijgen water aangeboden. Ik probeer zo goed mogelijk te doen alsof ik van het water drink en geef de beker al snel door aan René. Vervolgens passeert er een heel aantal mensen die ons een hand komen geven. Ondertussen probeer ik van Térémara te weten te komen wie juist de uiteindelijke toestemming moet geven voor de bouw van een ziekenhuis. Dit blijkt de hoog-commissaris te zijn op provinciaal niveau op advies van zijn chef-arts. Deze laatste is niet zijn lijfarts, maar wel een arts die op provinciaal niveau aangesteld is om advies te geven in medische zaken. De hoog-commissaris wordt administratief bijgestaan door een aantal prefecten die verspreid over de provincie aangesteld zijn. De prefect die het gebied rond Dokui heeft toegewezen gekregen, blijkt zijn functie echter niet in Dokui uit te oefenen, maar wel in Nouna. Van engagement gesproken! Ik vraag Térémara nog of de enquêteurs van het Centre de Recherche en Santé ook hier hun werk doen en de bevolking elke maand bevragen. Térémara heeft van het onderzoek gehoord, maar zegt dat het gebied op medisch vlak een beetje aan haar lot wordt overgelaten. Veel enquêteurs zijn hier dus nog niet gepasseerd.
In de kring
Het is tijd voor de volgende fase. We staan op en lopen verder door het dorp. Onderweg worden vele handen geschud. Ik word naar de kapel van Kiénékui geleid. Voor een dorp van deze omvang had ik wel een iets grotere kerk verwacht. Voor de kerk zit een heel aantal mensen ons in een kring op te wachten. Voor de gast is een stoel klaargezet met een tafeltje ervoor. Over het tafeltje heeft men een mooi kleed voor de misvieringen gelegd. De ceremonie begint met een zeer beknopte geschiedenis van het dorp. Vervolgens heten de afgevaardigde van het dorp en de verantwoordelijke voor de medische zorgverlening ons, René en mijzelf, hartelijk welkom in het dorp. We krijgen een brochure in verband met de ziekenkas die recent in het dorp werd opgericht, overhandigd. De ziekenkas die de naam ‘Keneya’ draagt (wat betekent), is verankerd in een nationale structuur en is op maat gesneden van de specifieke situatie op het platteland in Burkina Faso. Thema’s als malaria, problemen met betrekking tot de gezondheid van moeders en hun kinderen en seksueel overdraagbare aandoeningen, staan dan ook hoog op de agenda.
Presentatie voor de gasten
René legt mijn aanwezigheid uit aan de mensen en daarna spreek ook ikzelf de ‘menigte’ toe met René als tolk. Ik verzeker de aanwezigen dat ik de moeilijke situatie waarin het dorp verkeert, aan mijn organisatie zal voorleggen en dat ik er vertrouwen in heb een oplossing te vinden voor dit probleem. Verder vraag ik hen vertrouwen te hebben in de Heer en hun vertrouwen in de praktijk te brengen door te bidden voor de komst van het ziekenhuis. Een vrouw uit de kring staat op en zegt dat de bouw van een hospitaal de droom is van al de vrouwen uit het dorp en dat de dag dat het ziekenhuis er staat, de mooiste dag uit haar leven zal zijn. Na de toespraken sta ik op om een kijkje te nemen in de kapel. De catechist vergezelt me. Hiermee wordt de kringceremonie voor de kapel afgerond en we beginnen met de groep aan een rondleiding door het dorp.
Voor de medische hulppost
De eerste plaats die we aandoen, is natuurlijk de medische hulppost. Het blijkt een lemen hut te zijn met aan de ene kant een ruimte voor de algemene medische verzorging en aan de andere kant een kamer waar de vrouwen kunnen bevallen. De afgevaardigde van het dorp, de verpleger Térémara en de medisch verantwoordelijke van het dorp poseren voor de foto samen met de povere uitrusting van de hulppost, d.i. een tafeltje met een paar essentiële producten voor de verzorging van wonden. Aan de andere kant laat ik René een foto nemen van mezelf en de vrouwen van het dorp voor de ingang van hun ‘moederhuis’.
Voor het moederhuis
We trekken verder richting school die wat buiten het centrum van het dorp gelegen is. We lopen eerst langs het oude schoolgebouw dat buiten gebruik is gesteld en maken vervolgens een groepsfoto voor het nieuwe schoolgebouw. Het minste wat je kan zeggen, is dat Kiénékui heel fraai gelegen is tussen mooie heuvels. Vervolgens wandelen we naar de beruchte brug. Wat een gebeurtenis, voor de foto wil iedereen mee op de brug.
Groepsfoto op de brug
Kinderen springen in het water en wat verderop profiteren ook de ossen van een welgekomen verfrissing. We keren terug naar het centrum van het dorp en bezoeken de lokale markt. Om de vijf dagen is het marktdag. Verder bezoeken we nog een hut die dienst doet als bank (zonder geld evenwel, vertrouwt men mij al lachend toe) en tenslotte keren we terug naar de kring voor de kapel.
Ik krijg een schaap en twee kippen aangeboden.
Terug in de kring krijg ik zowaar een schaap en twee kiekens aangeboden. Er volgt een uitgebreide afscheidsprocedure en ik druk de aanwezigen nog eens op het hart om vertrouwen te hebben. We begeven ons naar de woning van de afgevaardigde van het dorp voor een snelle hap, en daarna moeten we echt vertrekken, want het loopt al tegen 15u00. Op de binnenplaats krijg ik nog een kip aangeboden. Ik vraag me af wat ik als vegetariër aanmoet met al die beesten.
Nog een kip
We worden uitgeleid naar de brug, waar we de drie kippen overhandigd krijgen. Het schaap blijft voorlopig hier en zal later door iemand van het dorp mee naar Nouna gebracht worden. De kippen worden net zoals in Paranzo over het stuur van de brommer gehangen en weg zijn we. We snijden een stuk af, passeren nu niet meer langs Dokui, om rechtstreeks naar Nouna terug te keren. De terugweg verloopt heel wat vlotter. De zon heeft in de loop van de dag de moeilijke plaatsen doen opdrogen. Uiteindelijk komen we rond 18u00 in Nouna aan. Ik drink met René nog een glas op de goede afloop in het barretje van Innocent. We zijn erg tevreden over het bezoek. Vermoeid, maar voldaan verdwijn ik met mijn kippen in de nacht.
Met drie kippen naar huis
Kiénékui is volgens mij een geschikte plaats voor de bouw van een ziekenhuis. De regio wordt door de overheid in het algemeen en meer specifiek met betrekking tot medische zorgverlening volledig in de steek gelaten. De uitrusting van de eerste hulppost in Kiénékui is quasi nihil en de situatie in het dichtstbijzijnde ziekenhuis, dat van Dokui, waarvan de gebouwen nog uit de koloniale tijd stammen, is al niet veel beter. Zieken worden 12 kilometer lang per ezel en kar naar het ziekenhuis van Dokui vervoerd en de toestand van het wegennet die maakt dat Kiénékui moeilijk toegankelijk is, draagt niet echt bij tot het comfort van de zieke. Het is reeds meermaals gebeurd dat een ongelukkige zieke onderweg het loodje legt. Bovenop deze moeilijke situatie komt nog dat Kiénékui in het regenseizoen totaal van de buitenwereld wordt afgesloten door de nabijgelegen rivier die de toegangsbrug tot het dorp onder water zet. De inwoners worden gedwongen in hun dorp te blijven tot het waterpeil gezakt is en zijn gespeend van elke zorgverlening hoe dan ook. De wil is echter aanwezig om niet bij de pakken te blijven zitten en verandering te brengen in deze situatie. De oprichting van een ziekenkas is reeds een eerste grote stap in de ondersteuning van zieke dorpelingen. Met de bouw van een ziekenhuis kan wellicht een tweede grote stap gerealiseerd worden.
De brug van Kiénékui (Basso)
De rivier die de brug overspant, is voor de inwoners zowel een zegen als een vloek. Als nergens anders betekent water hier leven, maar tijdens het regenseizoen snijdt datzelfde water het dorp volledig af van de buitenwereld. De rivier zwelt aan, de brug komt onder water te staan en de inwoners kunnen geen kant meer op. Het gaat hier om dezelfde rivier als diegene die het gebied tussen Kamadena en Dara in een moeras doet veranderen, nu echter meer stroomopwaarts. Voor de medische hulpverlening betekent dit een regelrechte ramp. Kiénékui heeft enkel een medische hulppost met als uitrusting een tafel, een flesje ontsmettingsmiddel en wat pleisters (echt waar, zelf gezien!). Eén keer om de tien dagen wordt de hulppost bemand door één van de twee verplegers van het ziekenhuis van Dokui dat zo’n 12 kilometer verderop gelegen is. Het is van dit ziekenhuis dat de inwoners van Kiénékui voor meer ‘geavanceerde’ zorgverlening afhankelijk zijn. Deze 12 kilometer vormen echter nog eens een extra lijdensweg, aangezien zieken per ezel en kar moeten vervoerd worden. Vele inwoners van Kiénékui dromen dan ook van een eigen ziekenhuis. Dit ernstig probleem is ter ore gekomen van abbé Joseph Mukassa, uitvoerend secretaris van Ocades, en deze heeft aan René Dabou gevraagd om hier rond een dossier op te stellen en verder uit te werken. Het is René die me uitgenodigd heeft om vandaag eens ter plaatse poolshoogte te gaan nemen en ik ga hier dan ook gretig op in.
René naast de grote gierst (ook wel sorgho genoemd)
Om 07u30 zetten René en ik koers richting Kiénékui. Het is meteen de tweede keer dat mijn bromfiets voor het goede doel wordt gebruikt. Ik laat René sturen, aangezien ik slechts een beperkte ervaring heb om met een bromfiets door te brousse te snorren, en nog minder met een passagier achterop. Ik vraag me af of de motor van de bromfiets met 300 km op de teller al voldoende ingereden is om twee personen te vervoeren. De bromfiets van René bevindt zich echter in een bedenkelijke staat en ik heb geen zin om midden in de brousse in panne te vallen, dus ik verkies toch maar om mijn brommer in te zetten. René en ik zullen eerst passeren langs het ziekenhuis van Dokui. Daar wacht verpleger Bruno ons op en hij zal ons vergezellen naar Kiénékui. Gisterenavond heeft het geregend, dus dat belooft weeral voor de staat van de wegen. We proberen eerst de rechtstreekse weg naar Dokui, maar blijven al gauw in de modder steken. We beslissen dan maar om om te rijden via het dorp Toni. De weg naar Toni is nieuw aangelegd en in vrij goede staat. Er is echter een punt waar een tractor zich vast gereden heeft in het slijk. Een andere tractor is ter hulp gekomen en heeft de eerste kunnen bevrijden. De beide tractoren hebben de weg echter in een abominabele toestand achtergelaten en de regen heeft er een enorme modderpoel van gemaakt met een diepe plas van minstens dertig meter lang. Wanneer we arriveren, staan twee leraars, gepakt en gezakt om in één van de dorpen het nieuwe schooljaar te beginnen, juist op het punt om te voet met hun brommer de oversteek te wagen.
Door de modder
René pakt een plastiek zakje om de uitlaat van onze brommer mee af te sluiten. Hij trekt zijn schoenen uit, rolt zijn broekspijpen op en weg is hij, het water in. Ik duik het veld in en baan mij door de modder en de maïs een weg naar de andere kant van de plas. Vanuit het veld maak ik een paar mooie foto’s van de zwoegende leraars in het water.
Leraars op weg
Uiteindelijk geraakt iedereen goed aan de overkant en kunnen we verder rijden. Toch schiet de weg niet goed op. Het is nog altijd de modder die ons parten speelt en op bepaalde punten splitst de weg zonder enige verdere aanduiding. Dokui ligt op 36 km van Nouna en na drieënhalf uur bereiken we het ziekenhuis. De gebouwen dateren nog van de koloniale tijd. We ontmoeten er de verplegers Bruno en Térémara. Het personeelsbestand van het ziekenhuis is juist teruggebracht tot twee. De verplegers zijn beroofd van hun vroedvrouw. Térémara heeft een afspraak in Kiénékui en het is hij, en niet Bruno, die ons naar het dorp zal vergezellen. De inwoners van Kiénékui hebben een soort ziekenkas opgericht en vandaag is het juist vergadering.
De twee verplegers van Dokui Teremara en Bruno, en René
Dispensaire van Dokui
Op weg naar Kiénékui
Na een stop van een twintigtal minuten stappen we terug de bromfiets op en volgen Térémara richting Kiénékui. Térémara heeft een grote box met geneesmiddelen op de bagagedrager van zijn brommer gebonden. We kunnen nu veel vlotter doorrijden en na een half uur bereiken we de bewuste brug. Kinderen zijn in het water aan het spelen. We steken de brug over en begeven ons in de richting van het centrum. We zullen later terugkomen om foto’s te nemen.
Kinderen springen bij de brug in het water
Het is de afgevaardigde van het dorp (democratisch verkozen!) die ons op de binnenplaats van zijn woning ontvangt. We zetten ons en krijgen water aangeboden. Ik probeer zo goed mogelijk te doen alsof ik van het water drink en geef de beker al snel door aan René. Vervolgens passeert er een heel aantal mensen die ons een hand komen geven. Ondertussen probeer ik van Térémara te weten te komen wie juist de uiteindelijke toestemming moet geven voor de bouw van een ziekenhuis. Dit blijkt de hoog-commissaris te zijn op provinciaal niveau op advies van zijn chef-arts. Deze laatste is niet zijn lijfarts, maar wel een arts die op provinciaal niveau aangesteld is om advies te geven in medische zaken. De hoog-commissaris wordt administratief bijgestaan door een aantal prefecten die verspreid over de provincie aangesteld zijn. De prefect die het gebied rond Dokui heeft toegewezen gekregen, blijkt zijn functie echter niet in Dokui uit te oefenen, maar wel in Nouna. Van engagement gesproken! Ik vraag Térémara nog of de enquêteurs van het Centre de Recherche en Santé ook hier hun werk doen en de bevolking elke maand bevragen. Térémara heeft van het onderzoek gehoord, maar zegt dat het gebied op medisch vlak een beetje aan haar lot wordt overgelaten. Veel enquêteurs zijn hier dus nog niet gepasseerd.
In de kring
Het is tijd voor de volgende fase. We staan op en lopen verder door het dorp. Onderweg worden vele handen geschud. Ik word naar de kapel van Kiénékui geleid. Voor een dorp van deze omvang had ik wel een iets grotere kerk verwacht. Voor de kerk zit een heel aantal mensen ons in een kring op te wachten. Voor de gast is een stoel klaargezet met een tafeltje ervoor. Over het tafeltje heeft men een mooi kleed voor de misvieringen gelegd. De ceremonie begint met een zeer beknopte geschiedenis van het dorp. Vervolgens heten de afgevaardigde van het dorp en de verantwoordelijke voor de medische zorgverlening ons, René en mijzelf, hartelijk welkom in het dorp. We krijgen een brochure in verband met de ziekenkas die recent in het dorp werd opgericht, overhandigd. De ziekenkas die de naam ‘Keneya’ draagt (wat betekent), is verankerd in een nationale structuur en is op maat gesneden van de specifieke situatie op het platteland in Burkina Faso. Thema’s als malaria, problemen met betrekking tot de gezondheid van moeders en hun kinderen en seksueel overdraagbare aandoeningen, staan dan ook hoog op de agenda.
Presentatie voor de gasten
René legt mijn aanwezigheid uit aan de mensen en daarna spreek ook ikzelf de ‘menigte’ toe met René als tolk. Ik verzeker de aanwezigen dat ik de moeilijke situatie waarin het dorp verkeert, aan mijn organisatie zal voorleggen en dat ik er vertrouwen in heb een oplossing te vinden voor dit probleem. Verder vraag ik hen vertrouwen te hebben in de Heer en hun vertrouwen in de praktijk te brengen door te bidden voor de komst van het ziekenhuis. Een vrouw uit de kring staat op en zegt dat de bouw van een hospitaal de droom is van al de vrouwen uit het dorp en dat de dag dat het ziekenhuis er staat, de mooiste dag uit haar leven zal zijn. Na de toespraken sta ik op om een kijkje te nemen in de kapel. De catechist vergezelt me. Hiermee wordt de kringceremonie voor de kapel afgerond en we beginnen met de groep aan een rondleiding door het dorp.
Voor de medische hulppost
De eerste plaats die we aandoen, is natuurlijk de medische hulppost. Het blijkt een lemen hut te zijn met aan de ene kant een ruimte voor de algemene medische verzorging en aan de andere kant een kamer waar de vrouwen kunnen bevallen. De afgevaardigde van het dorp, de verpleger Térémara en de medisch verantwoordelijke van het dorp poseren voor de foto samen met de povere uitrusting van de hulppost, d.i. een tafeltje met een paar essentiële producten voor de verzorging van wonden. Aan de andere kant laat ik René een foto nemen van mezelf en de vrouwen van het dorp voor de ingang van hun ‘moederhuis’.
Voor het moederhuis
We trekken verder richting school die wat buiten het centrum van het dorp gelegen is. We lopen eerst langs het oude schoolgebouw dat buiten gebruik is gesteld en maken vervolgens een groepsfoto voor het nieuwe schoolgebouw. Het minste wat je kan zeggen, is dat Kiénékui heel fraai gelegen is tussen mooie heuvels. Vervolgens wandelen we naar de beruchte brug. Wat een gebeurtenis, voor de foto wil iedereen mee op de brug.
Groepsfoto op de brug
Kinderen springen in het water en wat verderop profiteren ook de ossen van een welgekomen verfrissing. We keren terug naar het centrum van het dorp en bezoeken de lokale markt. Om de vijf dagen is het marktdag. Verder bezoeken we nog een hut die dienst doet als bank (zonder geld evenwel, vertrouwt men mij al lachend toe) en tenslotte keren we terug naar de kring voor de kapel.
Ik krijg een schaap en twee kippen aangeboden.
Terug in de kring krijg ik zowaar een schaap en twee kiekens aangeboden. Er volgt een uitgebreide afscheidsprocedure en ik druk de aanwezigen nog eens op het hart om vertrouwen te hebben. We begeven ons naar de woning van de afgevaardigde van het dorp voor een snelle hap, en daarna moeten we echt vertrekken, want het loopt al tegen 15u00. Op de binnenplaats krijg ik nog een kip aangeboden. Ik vraag me af wat ik als vegetariër aanmoet met al die beesten.
Nog een kip
We worden uitgeleid naar de brug, waar we de drie kippen overhandigd krijgen. Het schaap blijft voorlopig hier en zal later door iemand van het dorp mee naar Nouna gebracht worden. De kippen worden net zoals in Paranzo over het stuur van de brommer gehangen en weg zijn we. We snijden een stuk af, passeren nu niet meer langs Dokui, om rechtstreeks naar Nouna terug te keren. De terugweg verloopt heel wat vlotter. De zon heeft in de loop van de dag de moeilijke plaatsen doen opdrogen. Uiteindelijk komen we rond 18u00 in Nouna aan. Ik drink met René nog een glas op de goede afloop in het barretje van Innocent. We zijn erg tevreden over het bezoek. Vermoeid, maar voldaan verdwijn ik met mijn kippen in de nacht.
Met drie kippen naar huis
Kiénékui is volgens mij een geschikte plaats voor de bouw van een ziekenhuis. De regio wordt door de overheid in het algemeen en meer specifiek met betrekking tot medische zorgverlening volledig in de steek gelaten. De uitrusting van de eerste hulppost in Kiénékui is quasi nihil en de situatie in het dichtstbijzijnde ziekenhuis, dat van Dokui, waarvan de gebouwen nog uit de koloniale tijd stammen, is al niet veel beter. Zieken worden 12 kilometer lang per ezel en kar naar het ziekenhuis van Dokui vervoerd en de toestand van het wegennet die maakt dat Kiénékui moeilijk toegankelijk is, draagt niet echt bij tot het comfort van de zieke. Het is reeds meermaals gebeurd dat een ongelukkige zieke onderweg het loodje legt. Bovenop deze moeilijke situatie komt nog dat Kiénékui in het regenseizoen totaal van de buitenwereld wordt afgesloten door de nabijgelegen rivier die de toegangsbrug tot het dorp onder water zet. De inwoners worden gedwongen in hun dorp te blijven tot het waterpeil gezakt is en zijn gespeend van elke zorgverlening hoe dan ook. De wil is echter aanwezig om niet bij de pakken te blijven zitten en verandering te brengen in deze situatie. De oprichting van een ziekenkas is reeds een eerste grote stap in de ondersteuning van zieke dorpelingen. Met de bouw van een ziekenhuis kan wellicht een tweede grote stap gerealiseerd worden.
Week 23/09/07 – 29/09/07
Na mijn bezoek zondag aan Paranzo en Tiénékui, blijf ik ’s avonds in de pastorij van Djibasso overnachten. De volgende morgen krijg ik een lift van een chauffeur van Ocades naar Nouna. De brommer wordt stevig in de open kofferbak vastgemaakt en weg zijn we. De lift komt goed uit, want op die manier spaar ik weer benzine uit en kan ik het ook wat rustiger aan doen, want ik voel mij steeds zieker worden. De klieren in mijn hals zijn serieus opgezwollen en de koortsblazen in mijn mond maken me op sommige momenten waanzinnig. Zou dit de voorhoede kunnen zijn van een malaria-aanval? Ik heb geen risico genomen en ben sinds zaterdag de tabletten van Arinat aan het nemen, een curatief geneesmiddel tegen malaria. De ziekte komt wel slecht uit, want het is een week voordat de school weer begint en ik had juist graag een tandje bijgestoken. Toch zal ik voldoende rust moeten nemen. Ik wil alleszins vermijden dat de malaria op de achtergrond blijft sluimeren.
Maandagavond begint er in het vormingscentrum een driedaagse conferentie van alle religieuzen uit het bisdom Nouna. Het bisdom strekt zich uit over de provincies Kossi en Banwa en bestaat in totaal uit 8 parochies: Djibasso, Bomborokui, Nouna en Zekui-Doumbara in het noorden, Tansila, Sanaba, Solenzo en Kouka in het zuiden. Tijdens deze drie dagen zullen de belangrijke thema’s en activiteiten van het komende pastorale jaar besproken worden. Zo een groep van zestig priesters en nonnen bij elkaar, dat geeft toch een apart, maar wel hartelijk sfeertje. Ik vraag hier en daar wat er zoal besproken wordt en één thema is bijvoorbeeld de vraag hoe men de gelovigen ertoe kan aanzetten om zelf meer initiatief te nemen, om zelf meer activiteiten te ontwikkelen die voortvloeien uit hun christelijke overtuiging. Een ander thema dat hoog op de agenda staat, is de vorming van de mensen in de dorpen. Als men wil dat de mensen in de dorpen hun eigen, vaak moeilijke situatie zelf in handen nemen, is het noodzakelijk om hen hiertoe de nodige vorming te geven. Deze vormingen kosten veel geld en abbé Zéphyrin zegt mij dat men Afrant en haar voorzitter deken Verhaert zal vragen om deze vormingen te sponsoren.
Ondertussen zijn er in de loop van de week ook twee Zweedse onderzoekers van de universiteit van Stockholm, Elin en Jaran, in het vormingscentrum gearriveerd. Ze willen hier in het ‘Centre de Recherche en Santé’ (CRS) van Nouna een project van dataverzameling in verband met een AIDS-onderzoek opstarten. Blijkbaar worden er door het CRS systematisch gegevens verzameld over de gezondheidstoestand van de bevolking uit de regio Nouna. Elke maand trekt een horde enquêteurs de dorpen in om de mensen op verschillende medische parameters te bevragen. Elin en Jaran zijn hier om hun onderzoek aan de enquêteurs toe te lichten en om antwoord te bieden op problemen en vragen die zich in de loop van de eerste weken zouden stellen. De universiteit van Stockholm werkt voor dit AIDS-onderzoek samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen en de universiteit van Heidelberg. Elin en Jaran laten me weten dat er in het CRS nog wel meer, zo’n tiental, buitenlandse onderzoekers actief zijn. Ik ben er hier in Nouna alleszins nog geen tegengekomen. Het CRS lijkt me wel de ideale plaats te zijn om aan informatie te geraken over de lokale gezondheidstoestand. Ik zal er mijn licht eens moeten gaan opsteken.
Maandagavond begint er in het vormingscentrum een driedaagse conferentie van alle religieuzen uit het bisdom Nouna. Het bisdom strekt zich uit over de provincies Kossi en Banwa en bestaat in totaal uit 8 parochies: Djibasso, Bomborokui, Nouna en Zekui-Doumbara in het noorden, Tansila, Sanaba, Solenzo en Kouka in het zuiden. Tijdens deze drie dagen zullen de belangrijke thema’s en activiteiten van het komende pastorale jaar besproken worden. Zo een groep van zestig priesters en nonnen bij elkaar, dat geeft toch een apart, maar wel hartelijk sfeertje. Ik vraag hier en daar wat er zoal besproken wordt en één thema is bijvoorbeeld de vraag hoe men de gelovigen ertoe kan aanzetten om zelf meer initiatief te nemen, om zelf meer activiteiten te ontwikkelen die voortvloeien uit hun christelijke overtuiging. Een ander thema dat hoog op de agenda staat, is de vorming van de mensen in de dorpen. Als men wil dat de mensen in de dorpen hun eigen, vaak moeilijke situatie zelf in handen nemen, is het noodzakelijk om hen hiertoe de nodige vorming te geven. Deze vormingen kosten veel geld en abbé Zéphyrin zegt mij dat men Afrant en haar voorzitter deken Verhaert zal vragen om deze vormingen te sponsoren.
Ondertussen zijn er in de loop van de week ook twee Zweedse onderzoekers van de universiteit van Stockholm, Elin en Jaran, in het vormingscentrum gearriveerd. Ze willen hier in het ‘Centre de Recherche en Santé’ (CRS) van Nouna een project van dataverzameling in verband met een AIDS-onderzoek opstarten. Blijkbaar worden er door het CRS systematisch gegevens verzameld over de gezondheidstoestand van de bevolking uit de regio Nouna. Elke maand trekt een horde enquêteurs de dorpen in om de mensen op verschillende medische parameters te bevragen. Elin en Jaran zijn hier om hun onderzoek aan de enquêteurs toe te lichten en om antwoord te bieden op problemen en vragen die zich in de loop van de eerste weken zouden stellen. De universiteit van Stockholm werkt voor dit AIDS-onderzoek samen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen en de universiteit van Heidelberg. Elin en Jaran laten me weten dat er in het CRS nog wel meer, zo’n tiental, buitenlandse onderzoekers actief zijn. Ik ben er hier in Nouna alleszins nog geen tegengekomen. Het CRS lijkt me wel de ideale plaats te zijn om aan informatie te geraken over de lokale gezondheidstoestand. Ik zal er mijn licht eens moeten gaan opsteken.
23/09/07: Bezoek Paranzo en Tiénékui
Vandaag ga ik op weg naar Pater Pio en zijn kerkje in het dorp Paranzo. In 2005 heeft Afrant de dorpsgemeenschap van Paranzo geholpen bij de bouw van een kerk. Tot dan toe werd de mis in open lucht opgedragen. In maart 2006 werd deze kerk ingezegend en geplaatst onder het wakend oog van de Italiaanse heilige Pater Pio. Toen de lokale bevolking Afrant vervolgens verzocht om de bouw van een basisschool, werden ook hiervoor de nodige middelen vrijgemaakt. Rond deze tijd wordt aan de school de laatste hand gelegd.
Foto 1: René Simboro en Paul Kienou
Om 07u00 stap ik op mijn bromfiets. Mijn rugzak heb ik volgestopt met balpennen, potloden en latjes, van het Belgisch leger zowaar, plus ook nog balpennen van Opel, zodat het de leerlingen bij het begin van het nieuwe schooljaar alleszins niet aan schrijfgerief zal ontbreken. Ook het boekje met een aantal teksten van Pater Pio, bestemd voor de priester René Simboro, heb ik bij. Voor het eerst alleen met de bromfiets de Burkinese wegen op, vandaag wordt het mijn vuurdoop! Het dorp Paranzo maakt deel uit van de parochie van Djibasso. Djibasso ligt zo'n 80 km ten noordoosten van Nouna en vlakbij de grens met Mali. De priester René Simboro verwacht me om 09u00 in Djibasso van waaruit we samen naar Paranzo zullen rijden. De weg van Nouna naar Djibasso is een brede, verharde zandweg, recht door de brousse. Sommige stukken liggen er vrij behoorlijk bij. Op andere plaatsen is het dan weer oppassen geblazen. Het ontwijken van diepe putten eist al mijn aandacht op. Ik laat me een paar keer verrassen en de carrosserie van mijn bromfiets wordt bijgevolg verscheidene malen aan een hardheidstest onderworpen. Ik heb geen tijd om te vloeken, want daar is de volgende put al. Iets over negen kom ik aan in Djibasso. René Simboro heeft mij gevraagd hem op te bellen als ik het 'stadje' binnenrijd. Ik stel echter vast dat Telmob, de nationale GSM-operator waarvan ik een SIM-kaart heb, geen zendmast heeft in Djibasso. Ik kan dus niet bellen :-(. De Burkinese GSM-markt wordt beheerst door drie operatoren: Telmob, Télécel en Celtel, en heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Er zijn echter nog veel regio's waarin slechts één of twee operatoren actief zijn. Gelukkig kom ik in de hoofdstraat Paul Kienou tegen, de catechist van Paranzo. Samen rijden we naar de 'pastorij' waar ik de priester René Simboro ontmoet, een reus van meer dan 1m90.
Foto 2: Basisschool van Paranzo bijna af
Paranzo ligt in de heuvels zo’n 9 km ten noorden van Djibasso. De weg ernaartoe is een uitdaging voor elke motorcrosser. Vaak is het nog minder dan een karrespoor. Los zand wordt afgewisseld door grote stenen en rotsformaties waarlangs de weg, nu en dan lichtjes dan weer steil, naar boven gaat. Paul Kienou rijdt op kop, ik daarachter en René Simboro sluit de rij. Ongehavend die stenen en rotsen passeren vraagt heel wat stuurmanskunst. Dit is werkelijk te veel gevraagd van een beginneling! Hierop heeft Paul de rem van zijn moto kapot gereden (hij rijdt momenteel zonder!). Ik voel mij een beetje als een trial-acrobaat die met zijn cross-motor van het ene object op het andere springt. Ik laat mij echter niet kennen en manoevreer mij in ware Joël Smets-stijl naar boven. Het mag echter niet baten. Wederom maakt mijn carrosserie kennis met de hardheid van het bestaan. Mijn linkervoetsteun raakt verbogen en ik verlies onderweg het omhulsel ervan. René heeft het echter in de gaten en presenteert me het omhulsel achteraf in Paranzo.
Foto 3: René en Paul voor de school van Paranzo
Bij het binnenrijden van Paranzo zien we de school op onze rechterkant. Ze is bijna af. Enkel de buitenmuren moeten nog bepleisterd worden en binnen moet er nog geschilderd worden. Hopelijk zal de school volledig klaar zijn op 1 oktober voor het begin van het nieuwe schooljaar. De werkmannen hebben nog een week de tijd. De werken hebben vertraging opgelopen door de hevige regenval van de afgelopen maanden. Dit is niet moeilijk te geloven als je bedenkt dat alle bouwmaterialen per ezel en kar tot op de bouwwerf moeten gebracht worden. Op een dergelijke weg zou ik als ezel ook dienst weigeren. Ik maak een aantal foto’s van de school (1+2+3). Het schoolgebouw is een klassiek model dat Afrant ook al in andere dorpen heeft neergepoot: drie klaslokalen en een bureau alias bergruimte. Paranzo heeft zo’n 60-tal leerlingen en slechts 1 leraar. Leraars worden door het ministerie van onderwijs aan een school toegewezen. Het kan dus zijn dat je als leraar ergens in een dorp benoemd wordt en de dorpsgemeenschap moet dan maar in huisvesting voorzien. Het volgende wat op het verlanglijstje van Paranzo staat, is dan ook een woning voor de leraar. Voor de school zie ik een bouwvallige constructie van een aantal palen met een strooien dakje. Paul en René maken me duidelijk dat deze constructie tot voor kort dienst deed als schoolgebouw.
Foto 4: Het kerkje van Pater Pio tussen de gierstvelden
We rijden verder, nu tussen de huizen, het dorp binnen tot op het erf van de catechist Paul. Terwijl we een glas water aangeboden krijgen van de vrouw des huizes, hoor ik op de achtergrond dat de klok voor de mis wordt geluid. Ik word onder meer begroet door de verantwoordelijke van de christelijke gemeenschap in Paranzo. Als catechist is Paul verantwoordelijk voor nog vijf andere dorpen in de omgeving. Na even bekomen te zijn van onze moeizame tocht, trekken we richting kerk. Het kerkje van de heilige Pater Pio ligt heel mooi tussen de gierstvelden vlak achter het huis van Paul op nog geen 100m (4). Terwijl ik foto’s aan het nemen ben, komen nieuwsgierige gezichten naderbij (5).
Foto 5: Kinderen van Paranzo
Na een rondleiding in de kerk, begint de mis (6+7+8). Priester René verklaart aan de kerkgangers mijn aanwezigheid. De mis wordt voornamelijk opgedragen in de lokale taal, het Boree, die enkel hier en in een aantal naburige dorpen wordt gesproken tot over de grens met Mali. Het koor, de meisjes aan de ene kant, de mannen aan de andere, geeft het beste van zichzelf. De liederen worden enthousiast en doorleefd gebracht, met beweging en al. De afrikaanse taal, het specifieke ritme en de unieke klank van de balafon, de Burkinese xylofoon, geven deze muziek een heel apart karakter. Aangezien het vandaag het patroonsfeest is van Pater Pio vertelt priester René wat meer over zijn leven. Hij toont het gebedenboekje dat ik meegebracht heb. In feite is het een geheel van een aantal kaarten met op de ene kant een tekst van Pater Pio en op de andere kant een foto van hem. Het boekje wordt op die manier helemaal opengevouwen tot achteraan de middengang doorgedragen zodat iedereen het goed kan zien. Op het einde van de mis spreek ik de christelijke gemeenschap nog kort toe. Ik wens hen veel geluk en succes met de kerk en de school.
Foto 6: René en Paul dragen de mis op
Foto 7: De kerk zit goed vol.
Foto 8: De mis is uit.
Na de mis verzamelt het volk zich op het erf van Paul. Ik schud vele handen. René haalt het gebedenboekje boven en het boekje wordt letterlijk in stukken gescheurd. Iedereen wil zo een kaart van Pater Pio hebben. René vraagt of er misschien nog meer van die boekjes kunnen opgestuurd worden en ik zeg dat ik zal zien wat ik kan doen. Ik haal mijn balpennen, potloden en latjes boven en overhandig deze aan René. We zullen deze straks aan de leraar van het dorp bezorgen. Nu is het etenstijd en op het menu staat rijst, tô, kip en saus van gombo. Als vegetariër moet ik de kip aan mij laten voorbijgaan, wat wel jammer is, want de vrouw van Paul heeft natuurlijk extra haar best gedaan. Ook de christelijke gemeenschap wil haar duit in het zakje doen en komt nog met een emmer vlees aanzetten. Feesten staat hier gelijk met het eten van vlees. Ik ben nu al meer dan drie maanden in Burkina en de tô met de verschillende sausen (die er vaak uitzien als een snotachtige brei) begint me meer en meer te smaken. Helaas, hoewel ik wel wil, kan ik niet veel eten. Vanmorgen ben ik wat ziekjes uit Nouna vertrokken en mijn mond staat vol koortsblazen. Eten is een ware marteling. Wat een afknapper! Ik doe mijn best en slaag erin om een bord met rijst en gombosaus binnen te spelen. Na het eten trek ik mij voor een half uurtje gebed terug in de kerk. Vervolgens is het tijd voor het gezamenlijk degusteren van ‘dolo’, het bier dat ambachtelijk gebrouwen wordt op basis van sorgho (9).
Foto 9: Het degusteren van dolo
Jean-Chrisostôme, mijn leraar Djoula en zelf eigenaar van ‘un petit cabaret’, heeft me uitgelegd dat het drinken van dolo vier functies heeft. Allereerst is het een middel om vreemdelingen welkom te heten. Als men gasten over de vloer krijgt, biedt men hen dolo aan, als teken van gastvrijheid. Vervolgens symboliseert het nuttigen van dolo ook de verzoening. In een dorp worden de inwoners beschouwd als één. Het ontstaan van een conflict brengt automatisch verdeeldheid met zich mee. De twee strijdende partijen worden dan door de dorpsoudsten samengebracht en het zijn deze laatsten die beslissen wie gelijk heeft. Men bezegelt dan het verzoeningsproces met het gezamenlijk drinken van dolo. Verder is dolo ook een symbool van de vreugde. Het is een middel om mensen te verenigen en samen feest te vieren. Tenslotte is de dolo ook een teken van verdriet. Als een persoon gedemoraliseerd en ontmoedigd is, komen zijn vrienden op bezoek en blijven bij hem om hem te ondersteunen. Als vanzelfsprekend komt er dolo op tafel.
Foto 10: Ik krijg een kleed cadeau!
Foto 11: Ik krijg twee kippen aangeboden.
Na het drinken van de dolo is het tijd om geschenken in ontvangst te nemen. De christelijke gemeenschap biedt mij een kleed en twee kippen aan (10+11). Ik bedank hen hartelijk. We gaan nog op zoek naar de leerkracht van het dorp. Deze blijkt echter niet thuis te zijn. We lopen dan maar langs bij de ‘chef des coutumiers’. Dit is de chef van het dorp die verantwoordelijk is voor al de rituelen in verband met de landbouw. Zo is er bijvoorbeeld aan het begin van het regenseizoen een ritueel om de regen welkom te heten. Na dit beleefdheidsbezoek maken we ons klaar om te vertrekken, want ook Tiénékui, het geboortedorp van Paul waar Afrant twee huizen voor verplegers heeft gebouwd, staat nog op het programma. Ik neem nog een afscheidsfoto en wens uiteraard aanwezig te zijn op de feestelijke opening van de lagere school (12). Paul hangt de kippen over het stuur van zijn moto en weg zijn we. Het traject in omgekeerde richting blijkt heel wat gemakkelijker, aangezien de weg nu daalt. Toch blijft het oppassen geblazen.
Foto 12: Klaar voor de terugrit naar Djibasso
Foto 13: De twee woningen voor de verplegers te Tiénékui
Terug in Djibasso laten we de kippen achter in de pastorij en brengen we de moto van Paul naar een garagist, want die rem moet echt gemaakt worden. Paul springt bij René achterop en na een stop bij het tankstation vertrekken we richting Tiénékui. Het dorp Tiénékui ligt 12 km ten zuiden van Djibasso. De weg is heel wat gemakkelijker dan die naar Paranzo. Toch zijn er heel wat stukken met los zand en jawel, het moest er eens van komen, mijn eerste val is een feit. Gelukkig zonder veel erg, kan ik gewoon doorrijden. Onderweg moeten we nog een riviertje passeren. Dit is minder leuk aangezien we niet kunnen inschatten hoe diep het water is. Als de brommer in het water blijft steken, riskeert de uitlaat vol water te lopen met nefaste gevolgen voor de motor. Op goed geluk proberen we elk op een plaats en we raken zonder problemen aan de overkant. Aangekomen in Tiénékui zie ik de beide woningen liggen in de late namiddagzon (13). De muren zijn in een mooie rode terra-kleur gekalkt. Eén woning is reeds helemaal af en is net ingenomen door een verpleegster (14+15+16).
Foto 14: René en Paul voor een verplegerswoning
Foto 15: Binnen sober, maar proper afgewerkt.
Aan de andere woning moeten er nog een paar kleinigheden gebeuren. De verpleegster is zeer blij met haar nieuwe woning. Tot voor kort was ze gelogeerd bij de leraars van de lagere school, maar dat kon niet blijven duren. Het wordt al laat en na een korte stop bij de ouderlijke woning van Paul keren we terug huiswaarts. Rond 18u00 komen we aan in Djibasso. René biedt mij aan om in de pastorij te overnachten en ik neem dit aanbod wijselijk aan. Ik ben serieus moe en om nu nog een traject van twee uur met volle aandacht af te leggen, daar bedank ik voor. Bovendien is het om 19u00 donker. ’s Avonds vertelt René me nog dat er in de parochie van Djibasso 2 priesters en 18 catechisten zijn voor 36 dorpen. Natuurlijk is het op die manier voor de beide priesters onmogelijk om elke zondag in elk dorp een mis te doen. Wanneer de priester niet aanwezig kan zijn, is de catechist gemachtigd om in de mis voor te gaan. Normaal is het zo dat de gemeenschap waar de priester de mis komt doen, de benzine voor de verplaatsing moet betalen. Dit is ook bij een huwelijk het geval. Veelal worden doopsels en huwelijken echter collectief georganiseerd één keer per maand in de kerk van Djibasso. Voor een begrafenis daarentegen is de aanwezigheid van een priester niet vereist.
Foto 1: René Simboro en Paul Kienou
Om 07u00 stap ik op mijn bromfiets. Mijn rugzak heb ik volgestopt met balpennen, potloden en latjes, van het Belgisch leger zowaar, plus ook nog balpennen van Opel, zodat het de leerlingen bij het begin van het nieuwe schooljaar alleszins niet aan schrijfgerief zal ontbreken. Ook het boekje met een aantal teksten van Pater Pio, bestemd voor de priester René Simboro, heb ik bij. Voor het eerst alleen met de bromfiets de Burkinese wegen op, vandaag wordt het mijn vuurdoop! Het dorp Paranzo maakt deel uit van de parochie van Djibasso. Djibasso ligt zo'n 80 km ten noordoosten van Nouna en vlakbij de grens met Mali. De priester René Simboro verwacht me om 09u00 in Djibasso van waaruit we samen naar Paranzo zullen rijden. De weg van Nouna naar Djibasso is een brede, verharde zandweg, recht door de brousse. Sommige stukken liggen er vrij behoorlijk bij. Op andere plaatsen is het dan weer oppassen geblazen. Het ontwijken van diepe putten eist al mijn aandacht op. Ik laat me een paar keer verrassen en de carrosserie van mijn bromfiets wordt bijgevolg verscheidene malen aan een hardheidstest onderworpen. Ik heb geen tijd om te vloeken, want daar is de volgende put al. Iets over negen kom ik aan in Djibasso. René Simboro heeft mij gevraagd hem op te bellen als ik het 'stadje' binnenrijd. Ik stel echter vast dat Telmob, de nationale GSM-operator waarvan ik een SIM-kaart heb, geen zendmast heeft in Djibasso. Ik kan dus niet bellen :-(. De Burkinese GSM-markt wordt beheerst door drie operatoren: Telmob, Télécel en Celtel, en heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Er zijn echter nog veel regio's waarin slechts één of twee operatoren actief zijn. Gelukkig kom ik in de hoofdstraat Paul Kienou tegen, de catechist van Paranzo. Samen rijden we naar de 'pastorij' waar ik de priester René Simboro ontmoet, een reus van meer dan 1m90.
Foto 2: Basisschool van Paranzo bijna af
Paranzo ligt in de heuvels zo’n 9 km ten noorden van Djibasso. De weg ernaartoe is een uitdaging voor elke motorcrosser. Vaak is het nog minder dan een karrespoor. Los zand wordt afgewisseld door grote stenen en rotsformaties waarlangs de weg, nu en dan lichtjes dan weer steil, naar boven gaat. Paul Kienou rijdt op kop, ik daarachter en René Simboro sluit de rij. Ongehavend die stenen en rotsen passeren vraagt heel wat stuurmanskunst. Dit is werkelijk te veel gevraagd van een beginneling! Hierop heeft Paul de rem van zijn moto kapot gereden (hij rijdt momenteel zonder!). Ik voel mij een beetje als een trial-acrobaat die met zijn cross-motor van het ene object op het andere springt. Ik laat mij echter niet kennen en manoevreer mij in ware Joël Smets-stijl naar boven. Het mag echter niet baten. Wederom maakt mijn carrosserie kennis met de hardheid van het bestaan. Mijn linkervoetsteun raakt verbogen en ik verlies onderweg het omhulsel ervan. René heeft het echter in de gaten en presenteert me het omhulsel achteraf in Paranzo.
Foto 3: René en Paul voor de school van Paranzo
Bij het binnenrijden van Paranzo zien we de school op onze rechterkant. Ze is bijna af. Enkel de buitenmuren moeten nog bepleisterd worden en binnen moet er nog geschilderd worden. Hopelijk zal de school volledig klaar zijn op 1 oktober voor het begin van het nieuwe schooljaar. De werkmannen hebben nog een week de tijd. De werken hebben vertraging opgelopen door de hevige regenval van de afgelopen maanden. Dit is niet moeilijk te geloven als je bedenkt dat alle bouwmaterialen per ezel en kar tot op de bouwwerf moeten gebracht worden. Op een dergelijke weg zou ik als ezel ook dienst weigeren. Ik maak een aantal foto’s van de school (1+2+3). Het schoolgebouw is een klassiek model dat Afrant ook al in andere dorpen heeft neergepoot: drie klaslokalen en een bureau alias bergruimte. Paranzo heeft zo’n 60-tal leerlingen en slechts 1 leraar. Leraars worden door het ministerie van onderwijs aan een school toegewezen. Het kan dus zijn dat je als leraar ergens in een dorp benoemd wordt en de dorpsgemeenschap moet dan maar in huisvesting voorzien. Het volgende wat op het verlanglijstje van Paranzo staat, is dan ook een woning voor de leraar. Voor de school zie ik een bouwvallige constructie van een aantal palen met een strooien dakje. Paul en René maken me duidelijk dat deze constructie tot voor kort dienst deed als schoolgebouw.
Foto 4: Het kerkje van Pater Pio tussen de gierstvelden
We rijden verder, nu tussen de huizen, het dorp binnen tot op het erf van de catechist Paul. Terwijl we een glas water aangeboden krijgen van de vrouw des huizes, hoor ik op de achtergrond dat de klok voor de mis wordt geluid. Ik word onder meer begroet door de verantwoordelijke van de christelijke gemeenschap in Paranzo. Als catechist is Paul verantwoordelijk voor nog vijf andere dorpen in de omgeving. Na even bekomen te zijn van onze moeizame tocht, trekken we richting kerk. Het kerkje van de heilige Pater Pio ligt heel mooi tussen de gierstvelden vlak achter het huis van Paul op nog geen 100m (4). Terwijl ik foto’s aan het nemen ben, komen nieuwsgierige gezichten naderbij (5).
Foto 5: Kinderen van Paranzo
Na een rondleiding in de kerk, begint de mis (6+7+8). Priester René verklaart aan de kerkgangers mijn aanwezigheid. De mis wordt voornamelijk opgedragen in de lokale taal, het Boree, die enkel hier en in een aantal naburige dorpen wordt gesproken tot over de grens met Mali. Het koor, de meisjes aan de ene kant, de mannen aan de andere, geeft het beste van zichzelf. De liederen worden enthousiast en doorleefd gebracht, met beweging en al. De afrikaanse taal, het specifieke ritme en de unieke klank van de balafon, de Burkinese xylofoon, geven deze muziek een heel apart karakter. Aangezien het vandaag het patroonsfeest is van Pater Pio vertelt priester René wat meer over zijn leven. Hij toont het gebedenboekje dat ik meegebracht heb. In feite is het een geheel van een aantal kaarten met op de ene kant een tekst van Pater Pio en op de andere kant een foto van hem. Het boekje wordt op die manier helemaal opengevouwen tot achteraan de middengang doorgedragen zodat iedereen het goed kan zien. Op het einde van de mis spreek ik de christelijke gemeenschap nog kort toe. Ik wens hen veel geluk en succes met de kerk en de school.
Foto 6: René en Paul dragen de mis op
Foto 7: De kerk zit goed vol.
Foto 8: De mis is uit.
Na de mis verzamelt het volk zich op het erf van Paul. Ik schud vele handen. René haalt het gebedenboekje boven en het boekje wordt letterlijk in stukken gescheurd. Iedereen wil zo een kaart van Pater Pio hebben. René vraagt of er misschien nog meer van die boekjes kunnen opgestuurd worden en ik zeg dat ik zal zien wat ik kan doen. Ik haal mijn balpennen, potloden en latjes boven en overhandig deze aan René. We zullen deze straks aan de leraar van het dorp bezorgen. Nu is het etenstijd en op het menu staat rijst, tô, kip en saus van gombo. Als vegetariër moet ik de kip aan mij laten voorbijgaan, wat wel jammer is, want de vrouw van Paul heeft natuurlijk extra haar best gedaan. Ook de christelijke gemeenschap wil haar duit in het zakje doen en komt nog met een emmer vlees aanzetten. Feesten staat hier gelijk met het eten van vlees. Ik ben nu al meer dan drie maanden in Burkina en de tô met de verschillende sausen (die er vaak uitzien als een snotachtige brei) begint me meer en meer te smaken. Helaas, hoewel ik wel wil, kan ik niet veel eten. Vanmorgen ben ik wat ziekjes uit Nouna vertrokken en mijn mond staat vol koortsblazen. Eten is een ware marteling. Wat een afknapper! Ik doe mijn best en slaag erin om een bord met rijst en gombosaus binnen te spelen. Na het eten trek ik mij voor een half uurtje gebed terug in de kerk. Vervolgens is het tijd voor het gezamenlijk degusteren van ‘dolo’, het bier dat ambachtelijk gebrouwen wordt op basis van sorgho (9).
Foto 9: Het degusteren van dolo
Jean-Chrisostôme, mijn leraar Djoula en zelf eigenaar van ‘un petit cabaret’, heeft me uitgelegd dat het drinken van dolo vier functies heeft. Allereerst is het een middel om vreemdelingen welkom te heten. Als men gasten over de vloer krijgt, biedt men hen dolo aan, als teken van gastvrijheid. Vervolgens symboliseert het nuttigen van dolo ook de verzoening. In een dorp worden de inwoners beschouwd als één. Het ontstaan van een conflict brengt automatisch verdeeldheid met zich mee. De twee strijdende partijen worden dan door de dorpsoudsten samengebracht en het zijn deze laatsten die beslissen wie gelijk heeft. Men bezegelt dan het verzoeningsproces met het gezamenlijk drinken van dolo. Verder is dolo ook een symbool van de vreugde. Het is een middel om mensen te verenigen en samen feest te vieren. Tenslotte is de dolo ook een teken van verdriet. Als een persoon gedemoraliseerd en ontmoedigd is, komen zijn vrienden op bezoek en blijven bij hem om hem te ondersteunen. Als vanzelfsprekend komt er dolo op tafel.
Foto 10: Ik krijg een kleed cadeau!
Foto 11: Ik krijg twee kippen aangeboden.
Na het drinken van de dolo is het tijd om geschenken in ontvangst te nemen. De christelijke gemeenschap biedt mij een kleed en twee kippen aan (10+11). Ik bedank hen hartelijk. We gaan nog op zoek naar de leerkracht van het dorp. Deze blijkt echter niet thuis te zijn. We lopen dan maar langs bij de ‘chef des coutumiers’. Dit is de chef van het dorp die verantwoordelijk is voor al de rituelen in verband met de landbouw. Zo is er bijvoorbeeld aan het begin van het regenseizoen een ritueel om de regen welkom te heten. Na dit beleefdheidsbezoek maken we ons klaar om te vertrekken, want ook Tiénékui, het geboortedorp van Paul waar Afrant twee huizen voor verplegers heeft gebouwd, staat nog op het programma. Ik neem nog een afscheidsfoto en wens uiteraard aanwezig te zijn op de feestelijke opening van de lagere school (12). Paul hangt de kippen over het stuur van zijn moto en weg zijn we. Het traject in omgekeerde richting blijkt heel wat gemakkelijker, aangezien de weg nu daalt. Toch blijft het oppassen geblazen.
Foto 12: Klaar voor de terugrit naar Djibasso
Foto 13: De twee woningen voor de verplegers te Tiénékui
Terug in Djibasso laten we de kippen achter in de pastorij en brengen we de moto van Paul naar een garagist, want die rem moet echt gemaakt worden. Paul springt bij René achterop en na een stop bij het tankstation vertrekken we richting Tiénékui. Het dorp Tiénékui ligt 12 km ten zuiden van Djibasso. De weg is heel wat gemakkelijker dan die naar Paranzo. Toch zijn er heel wat stukken met los zand en jawel, het moest er eens van komen, mijn eerste val is een feit. Gelukkig zonder veel erg, kan ik gewoon doorrijden. Onderweg moeten we nog een riviertje passeren. Dit is minder leuk aangezien we niet kunnen inschatten hoe diep het water is. Als de brommer in het water blijft steken, riskeert de uitlaat vol water te lopen met nefaste gevolgen voor de motor. Op goed geluk proberen we elk op een plaats en we raken zonder problemen aan de overkant. Aangekomen in Tiénékui zie ik de beide woningen liggen in de late namiddagzon (13). De muren zijn in een mooie rode terra-kleur gekalkt. Eén woning is reeds helemaal af en is net ingenomen door een verpleegster (14+15+16).
Foto 14: René en Paul voor een verplegerswoning
Foto 15: Binnen sober, maar proper afgewerkt.
Aan de andere woning moeten er nog een paar kleinigheden gebeuren. De verpleegster is zeer blij met haar nieuwe woning. Tot voor kort was ze gelogeerd bij de leraars van de lagere school, maar dat kon niet blijven duren. Het wordt al laat en na een korte stop bij de ouderlijke woning van Paul keren we terug huiswaarts. Rond 18u00 komen we aan in Djibasso. René biedt mij aan om in de pastorij te overnachten en ik neem dit aanbod wijselijk aan. Ik ben serieus moe en om nu nog een traject van twee uur met volle aandacht af te leggen, daar bedank ik voor. Bovendien is het om 19u00 donker. ’s Avonds vertelt René me nog dat er in de parochie van Djibasso 2 priesters en 18 catechisten zijn voor 36 dorpen. Natuurlijk is het op die manier voor de beide priesters onmogelijk om elke zondag in elk dorp een mis te doen. Wanneer de priester niet aanwezig kan zijn, is de catechist gemachtigd om in de mis voor te gaan. Normaal is het zo dat de gemeenschap waar de priester de mis komt doen, de benzine voor de verplaatsing moet betalen. Dit is ook bij een huwelijk het geval. Veelal worden doopsels en huwelijken echter collectief georganiseerd één keer per maand in de kerk van Djibasso. Voor een begrafenis daarentegen is de aanwezigheid van een priester niet vereist.
Foto 16: René, de verpleegster en Paul in de deuropening
Abonneren op:
Posts (Atom)