Donderdag verjaart de Italiaanse Suzanne en dat is goed nieuws, want zij maakt de heerlijkste pasta’s klaar en ik ben uitgenodigd! Suzanne houdt echter niet van opgeblazen verjaardagsfeestjes. Ze wil het liever rustig houden en heeft ook nog het Zwitsers koppel Maurice en Birgit uitgenodigd. Maurice werkt voor de universiteit van Heidelberg als pediater in het ziekenhuis van Nouna en Birgit werkt er als verpleegster met aidspatiënten. Ik ben nog maar net tegen Suzanne aan het mijmeren dat een verjaardag zonder verjaardagstaart toch maar niks is, of daar komt Birgit binnen met een zelfgebakken cake. Een gastronomische avond kan beginnen! Als afsluiter van de avond spelen we nog de Duitse reisversie van het spel ‘De kolonisten van Katan’ oftewel ‘Siedler’ en raad eens wie er gewonnen heeft?
Vrijdag staat mijn wekelijks bezoek aan Goni op de planning. Het is de eerste keer dat ik alleen de echte brousse in trek. Benieuwd of ik niet verloren zal rijden. De brousse ziet er voor mij namelijk overal nog altijd hetzelfde uit. Onderweg zijn er echter niet veel plaatsen waar ik een verkeerde weg kan nemen. De weg tussen Dara en Goni ligt er wel belabberd bij. Het water en de modder zijn nu wel weg, maar wat overblijft is al niet veel beter. Een golfplaat van uitstekende kwaliteit. Mijn ingewanden doen er zeer van. Een dikke drie kwartier later kom ik helemaal dooreen geschud, maar goed en wel in Goni aan.
De bibliotheek
Als ik op de werf arriveer, ben ik aangenaam verrast. Het werk is echt wel goed opgeschoten. De muren van de bibliotheek zijn tot een hoger niveau afgewerkt, wat ook het geval is voor de bureaus. Bovendien krijgt het gebouw van de klaslokalen steeds beter vorm. De fundamenten liggen er en over de hele lengte zijn de muren tot vier stenen hoog opgetrokken. De cement is echter helemaal opgebruikt en het team van de aannemer zit te wachten op de komst van een nieuwe lading cement. Die zou in de namiddag moeten geleverd worden. Ondertussen zijn de bewoners van het dorp die vandaag talrijk op het appel zijn verschenen, bezig met de stenen voor de fundamenten naar de verscheidene bouwplaatsen van de woningen te verplaatsen. Dit gebeurt per ezel en kar, en per kruiwagen. Het wordt tijd om mijn eigen steentje bij te dragen!
De bureaus
De klaslokalen
Taak van de dag voor de dorpsbewoners: het verplaatsen van de bakstenen
Goni is een dorp van Daffi, net zoals de Bwaba van Bomborokui en de Bobo van Djibasso, weer een andere etnische groep. De bewoners spreken Daffi, maar begrijpen allemaal Djoela. Voor het helpen van de aannemer bij het uitvoeren van de werken is de lokale gemeenschap in acht groepen ingedeeld. Deze acht groepen vertegenwoordigen acht grootfamilies. Zo zijn er de grootfamilies Konate 1, Konate 2, Konate 3 en Konate 4, vervolgens Dembele 1 en Dembele 2, en tenslotte Ben Kadi en Dzigi Sèmè. Vandaag is Konate 3 aan de beurt, de grootfamilie van abbé Bernard Konate. Op de werf ontmoet ik de oudere broer van Bernard, Christoph. De grootfamilie Konate 3 bestaat uit alle leden van de familie die behoren tot de groep van de vader van Bernard en Christoph, en tot de groep van de twee broers van de vader. Wat mij verbaast, is dat in deze grootfamilie zowel Christendom als Islam beleden worden. De vader van Bernard en Christoph, Fidèle, is de oud-catechist van het dorp. De twee broers van Fidèle, en hun respectievelijke afstammelingen, zijn echter aanhangers van de Islam. Het is vrijdag en dus veel familieleden die op de werf meehelpen, maken zich op het middaguur op voor het vrijdaggebed.
De kar wordt geladen.
De stenen worden vervoerd.
Bij de bouwput van een woning worden de stenen afgeladen.
Konate 3 is met meer dan 20 man komen opdagen, zowel van de oudere als de jongere generaties. Het zijn wel enkel mannen. De oogst van de gierst, sesam, katoen en maïs is volledig binnengehaald, dus geen excuus meer om niet te komen meehelpen. De bewoners hebben twee ezels met elk respectievelijk een kar meegebracht om de stenen te vervoeren. Daarnaast staan er nog drie kruiwagens ter beschikking. Ondanks mijn korte mouwen stroop ik ze toch op om een handje toe te steken. Zowel op de plaats waar de stenen geladen worden als op de plaats waar ze afgeladen worden, hebben mensen postgevat. Eén steen weegt verdomd zwaar, maar met velen gaat het werk snel vooruit. Om mijn begroeting in het Djoela wordt nog altijd hartelijk gelachen, maar het feit dat ik meehelp bij het zware werk wordt wel geapprecieerd.
Fidèle, vader van abbé Bernard en Christoph, en oud-catechist van Goni
Ook ik draag mijn steentje bij.
Op de middag vraagt Christoph of ik geen zin heb om zijn vader Fidèle te gaan begroeten. Fidèle is al in de tachtig, maar nog altijd helder van geest. Ik heb hem al eens eerder ontmoet bij een vorig bezoek aan het dorp samen met abbé Bernard. Christoph woont samen met zijn vader en zorgt voor hem. Fidèle heeft vijf zonen en drie dochters. Christoph is de oudste zoon en Bernard de vierde. Bij Fidèle en Christoph krijg ik tô in water voorgeschoteld. Aan het eten van tô ben ik intussen wel gewoon geworden, maar nu is de tô geserveerd in koud water. Ik slaak een klein zuchtje, want dit water gaat me weer drie à vier dagen diarree bezorgen. Ervan eten moet ik sowieso, daar kan ik niet omheen. In de namiddag komt er op de werf veel minder volk opdagen. Gelukkig is er toch nog één jonge kerel die een ezel met kar meebrengt. De laatste stenen worden verplaatst, maar het blijft hoe dan ook een zware klus. Om 16u30 vertrek ik, want ik wil voor donker thuis zijn.
De kerk te Swankui
Zaterdag keer ik terug naar Swankui om nog meer foto’s te nemen van de kerk die Afrant daar gebouwd heeft. Vorig weekend was de batterij van mijn fototoestel plat. Ik word vergezeld door een leerling uit één van mijn klassen M2, Michaël, die Swankui als zijn dorp beschouwt. Voor Michaël is het een goede gelegenheid om de familie in zijn dorp nog eens een bezoekje te brengen, want het is al zeven maanden geleden dat hij er nog geweest is. Michaël is echter niet geboren in Swankui. Hij is geboren in Ivoorkust, maar zijn vader is afkomstig uit Swankui. Met Michaël als gids hoeven we geen omweg te maken via Bomborokui, maar nemen we de rechtstreekse weg door de brousse. Swankui ligt op zo’n 23 km ten noordwesten van Nouna.
Ikzelf en Michaël
Op onze heenweg naar Swankui komen Michaël en ik voorbij de dorpen St. Jean en Kalfadougou. In beide dorpen heeft Michaël nog een familielid wonen en de traditie wil dat we stoppen om dit familielid te groeten. Doen we dit niet en komt men er achteraf achter dat we niet gestopt zijn, dan zwaait er wat. Het familielid dat zich tekort gedaan voelt, kan zelfs een boete eisen, vertelt Michaël me. Waar de weg tot St. Jean nog min of meer op een karrenspoor lijkt, verandert deze na St. Jean in een kronkelig zandpaadje. In Swankui worden we ontvangen door Valérie, de man die in het dorp aan het hoofd staat van de grootfamilie van Michaël. Het is hij die de eindverantwoordelijkheid heeft, indien er beslissingen moeten worden genomen in familiezaken.
Nieuwsgierige dorpelingen mee op de foto
Ik ben volledig uitgerust om water te gaan ophalen.
Samen met Valérie maken we een toer door het dorp. Eerst gaan we nog een aantal foto’s van de kerk nemen. Al gauw komen de eerste nieuwsgierige dorpelingen naderbij. Ze lachen en slagen een hand voor de mond als ze de foto’s op mijn digitale camera zien. Ik neem een aantal foto’s van de typische graanschuurtjes die nu tot de nok met gierstkolven gevuld zijn. Trots poseert Valérie met zijn buurman voor één van zijn graanschuren. We zetten onze rondgang door het dorp verder. Iedereen wil begroet worden. We lopen langs de smidse, de centrale waterput en de school. Tenslotte drinken we bij de lokale verdeler nog een kalebas dolo, het traditionele bier op basis van gierst. Hoewel ik geen favoriet ben van dit brouwsel, begrijp ik het wel. Een tijdje geleden drukte Jean, mijn leraar Djoela, nog eens op het feit dat de dolo het symbool van de ontvangst is. Als een dorpeling zijn gast geen dolo heeft kunnen aanbieden, is het net alsof hij hem niet ontvangen heeft. Deze keer is de dolo echter helemaal niet goed, veel te zuur en het levert me weeral de schijterij op.
Valérie en buuman voor hun graanschuren tsjokvol met gierstkolven
In de smidse
Swankui is een dorp waar Bwaba en Peul wonen. De Peul zijn een etnische groep die zich hoofdzakelijk met veeteelt bezig houden. Op het moment dat we de centrale waterput passeren, is een Peul-familie haar vee net te drinken aan het geven. De bewoners van Swankui beklagen zich bij Michaël over het feit dat hij geen Bwamu spreekt. Michaël begrijpt wel Bwamu, maar zich uitdrukken in deze taal is moeilijk. Op onze terugweg naar het huis van de grootmoeder doet een bewoner nog zijn beklag dat hij niet begroet is geworden. Michaël krijgt het hard te verduren, want zijn grootmoeder doet er nog een schepje bovenop. Waarom bezoekt Michaël zijn familie in het dorp zo weinig? En waarom moet de gast nu al vertrekken? Er is toch nog tijd… We willen inderdaad op tijd terug in Nouna zijn. Als we aanstalten maken om door te gaan, wijst Valérie Michaël er op dat zijn twee (biologische) zonen een kilometer verderop in het veld aan het werk zijn en dat het toch wel gepast zou zijn als Michaël ook die nog even een goeiedag zou gaan zeggen. De traditie is er om gerespecteerd te worden en wij dus op de brommer het veld in.
Aan de waterput
Het leven in een Burkinees broussedorp moet enerzijds eenvoudig, maar anderzijds ongelooflijk hard zijn. De dorpsbewoners staan op en gaan slapen met de zon. Ze eten wat ze geoogst hebben en drinken water uit een put. Heel het leven is georganiseerd in functie van de landbouw en de oogst. De bodem is echter steenhard en de zon brandt. Onderwijs en vorming is het laatste van hun zorgen. Wat het sociale leven betreft, is niets zo belangrijk als het groeten van de ander. Je wordt niet alleen gevraagd hoe het met jou gaat, maar ook met je vrouw, je kinderen, de gezondheid, je werk, enz. Hiervoor wordt uitgebreid de tijd genomen. Dit gegeven blijft me fascineren. Waarom wordt er hier zoveel waarde gehecht aan het groeten van de ander? Er moet wel haast een universele waarheid achter schuilgaan.
dinsdag 18 december 2007
vrijdag 14 december 2007
Week 03/12/07 - 09/12/07
De winter is in het land! 's Nachts daalt de temperatuur onder de 10°C, wat wil zeggen dat het 's morgens en 's avonds best wel frisjes is. Een trui en sjaal komen nu goed van pas. De Burkinezen verschijnen in het straatbeeld met dikke jassen aan en mutsen op. Best wel grappig om zien. Voor de Europeanen is het nu aangenaam lenteweer. Overdag stijgt de temperatuur immers nog altijd boven de 20°C met regelmatig een fris windje.
Examentijd
Op school is het examenweek. Ik recupereer de belangrijkste vragen van de twee overhoringen en kwoteer op 40 punten. Ik verander niet te veel aan de vragen uit schrik dat de zwakste leerlingen er niets van gaan terecht brengen. Vragen waarbij men zelf een redenering moet opbouwen, is voor de meesten sowieso te veel gevraagd. Uiteindelijk komt het altijd weer op hetzelfde neer, nl. een gepast evenwicht vinden zodat enerzijds de zwakke leerling ook nog een aantal vragen goed kan oplossen (in de hoop dat hij nog minstens de helft haalt), en anderzijds het voor de slimme leerling nog een uitdaging blijft. Hoe dan ook geen gemakkelijke opgave in zo'n grote klassen waar het niveau tussen de leerlingen zeer ver uiteen ligt.
Ondertussen heb ik de examens al verbeterd en de resultaten liggen in de lijn van de overhoringen, dus daar zit ik wel goed, denk ik. De verbetering neemt echter wel heel wat tijd in beslag, aangezien het examen bijna dubbel zo lang is als één overhoring en er nu eenmaal 132 te verbeteren kopieën zijn. Sommige slimme leerlingen beklagen zich omdat ik punten heb afgetrokken, hoewel ze een juiste uitkomst hebben gegeven. Ze hebben echter niet alle tussenstappen op hun blad gezet. De tussenstappen zijn voor mij een (weliswaar bescheiden) manier om na te gaan of iemand afgekeken heeft. Dat er afgekeken wordt, is zeker. Maar wat ga je eraan doen in een klas waar leerlingen als sardientjes in een blik op elkaar zitten, maar tegelijkertijd de verste leerling toch nog tien meter veraf zit als je aan de ene kant van de klas staat?
De werf van de bureaus te Goni (met op de achtergrond de bibliotheek)
Donderdag breng ik opnieuw een bezoek aan de werf te Goni. Ik vraag aan Innocent of hij geen zin heeft om mij te vergezellen. Hij stemt toe en we vertrekken met zijn moto. Daar ben ik blij om, want dan hoef ik niet zelf te sturen (hèhè) en dan ben ik tenminste zeker dat ik niet in het zand zal bijten (hoewel je weet natuurlijk nooit). We komen rond 9u30 op de werf aan. Ik stel vast dat de arbeiders van de aannemer al ijverig aan het werk zijn, maar van de lokale bevolking is er nog geen mens te bespeuren. De werken zijn ten opzichte van vorige week toch al aardig opgeschoten. Men heeft de muren van de bibliotheek tot een bepaald niveau afgewerkt en de arbeiders zijn nu volop bezig aan de muren van de bureaus. Eén man verzorgt verder het houtwerk voor de fundamenten van het gebouw voor de klaslokalen en ondertussen worden natuurlijk nog altijd bakstenen aangemaakt.
Samen schiet het werk aardig op.
Eén man houdt zich bezig met het houtwerk voor de fundamenten van de klaslokalen.
Ik vraag de verantwoordelijke Ousmane naar de 'cahier de chantier'. In dit schrift worden normaal zorgvuldig alle gebeurtenissen en veranderingen op een werf genoteerd. Tot mijn grote verbazing geeft Ousmane mij een schrift, waar op geschreven staat 'cahier de chantier', maar waar niets in staat genoteerd. De schrift is nog volledig blanco. Dat moet ik toch eens bij Ocades navragen. Als we uit Goni vertrekken, vraag ik aan Basile, dorpsbewoner van Goni en vriend van abbé Bernard, hoe het komt dat de dorpsbewoners zo laat op de werf verschijnen. Basile die voldoende Frans beheerst, antwoordt mij dat de bewoners hetzelfde werkritme hanteren als voor het werk op het veld. In principe bepaalt elke dorpsbewoner zelf wanneer hij op zijn veld gaat werken. Het komt er dus min of meer op neer dat hij gaat werken 'wanneer hij daar goesting in heeft.' Dat is natuurlijk niet aangenaam voor een aannemer die van het werk van deze lokale bevolking afhankelijk is. Kan ìk daar misschien iets aan veranderen?
Steen per steen
Innocent en ik besluiten naar Nouna terug te keren via Kamadena, een dorp op 7 km van Goni waar men op dit moment een 'Centre de Santé et de Promotion Sociale' (CSPS), of beter gezegd het type van medische hulppost dat men in de meeste grotere dorpen aantreft, aan het bouwen is. Op deze werf in Kamadena is mijn goede vriend en metser Rafaël aan het werk. Ook in Kamadena werkt de aannemer samen met de lokale bevolking. Rafaël is over deze samenwerking echter helemaal niet te spreken. Hij zegt ronduit dat als hij geweten had dat hij met de plaatselijke gemeenschap moest samenwerken, hij niet zou gekomen zijn. Volgens Rafaël is het beter gewoon een financiële bijdrage van de bevolking te eisen, want nu is het de aannemer die de dupe is. De bewoners zeggen wel dat ze zullen komen werken, maar als puntje bij paaltje komt, gebeurt er niets. Ook zijn er vaak twisten binnen een dorpsgemeenschap. Hoe wil je dat mensen op een werf gaan samenwerken als ze onderling problemen hebben met elkaar?
Rafaël, Bonaventure, Souleymane en Innocent tijdens het middageten in Kamadena
Rafaël raadt mij echter aan om dikwijls de werf in Goni te bezoeken. De bewoners kunnen een vreemdeling en gast immers niets weigeren. Mijn aanwezigheid zou dus wel eens een stimulerend effect kunnen hebben. Als ik nu eens de bewoners van Goni zou gaan helpen bij de uitvoering van hun taken, zou dat hen misschien kunnen aanzetten om vroeger op de werf te verschijnen? Het is alleszins een interessante gedachte. Ik besluit dan ook in de volgende weken effectief mee te gaan werken op de werf. Benieuwd wat het resultaat zal zijn. Nadat Rafaël, Innocent en ik, samen met nog twee andere collega's in een lokaal stalletje in Kamadena gegeten hebben, keren Innocent en ik huiswaarts.
Ikzelf en Innocent
Het weekend breng ik door in de parochie van Bomborokui. Ook in deze parochie heeft Afrant een aantal projecten lopen en het is de sympathieke hoofdpastoor van Bomborokui, Patrice Faho, die me heeft uitgenodigd om tijdens dit weekend een tweetal projecten te bezoeken. Bomborokui is een klein stadje op de grote weg van Nouna naar Djibasso, waar voornamelijk Bwaba wonen. Deze etnische groep van Bwaba spreekt de lokale taal Bwamu, een taal die verwant is met het Boré, de taal van de Bobo in Djibasso. Dit in tegenstelling tot het Djoela dat verwant is met het Bambara en dat in grote delen van Zuidwest-Burkina wordt gesproken tot over de grenzen met Mali en Ivoorkust. Gelukkig verstaan de meeste Bwaba ook Djoela zodat de begroetingen uit mijn Djoela-cursus toch nog van pas komen.
De kerk van Bomborokui
Het team van de parochie van Bomborokui is drie pastoors en drie zusters sterk die samen instaan voor het zielenheil van 33 dorpen. Net als in Djibasso is het onmogelijk om elk weekend in elk dorp een mis te doen. De parochie kan dan ook rekenen op de steun van een 15-tal catechisten die voorgaan in een gebedsdienst bij afwezigheid van de pastoor. Ik vertrek vrijdagnamiddag rond 15u15 vanuit Nouna. Ik doe het rustig aan en rijd niet te snel, want de grote weg van Nouna naar Bomborokui zit vol verraderlijke putten en plekken met mul zand. Zo’n anderhalf uur later en 40 km verder word ik in Bomborokui ontvangen door curé Patrice Faho.
Sinds enkele jaren steunt Afrant een beroepsschool voor meisjes die door de parochie van Bomborokui uit de grond is gestampt. Nadat in de eerste jaren de gebouwen zijn gezet, is men vorig jaar met de eigenlijke opleiding begonnen. In de beroepsschool heeft men een driejarige opleiding op het oog voor meisjes van twaalf tot achttien jaar, waarbij het accent wordt gelegd op alfabetisering en het aanleren van het beroep van naaister. Daarnaast krijgen de meisjes nog lessen in hygiëne, economie, tuinbouw en godsdienst. De alfabetisering gebeurt in een eerste fase in het Djoela, dwz van het Bwamu naar het Djoela. In een tweede fase zal dan ook Frans aangeleerd worden.
De school bestaat uit verschillende gebouwen op een terrein van 3 ha.
Het onderwijs wordt verzorgd door curé Patrice Faho, zuster Joséphine en zeven externe leerkrachten. De meisjes verblijven intern in de school en zijn afkomstig uit de verschillende dorpen verspreid over de parochie van Bomborokui. Het inschrijvingsgeld bedraagt 10 000 CFA (= 15 €) en een zak gierst, maar dit volstaat echter niet om heel de opleiding te bekostigen. Momenteel zijn er 22 leerlingen, waarvan er twee in het tweede jaar zitten en twintig in het eerste jaar.
De les hygiëne kan beginnen.
Zaterdagvoormiddag breng ik samen met zuster Joséphine een bezoek aan de beroepsschool. De school ligt op zo’n 5 km van het centrum. Op het programma staat een les in hygiëne met als thema ‘Hoe zich beschermen tegen ziekten?’. In de les gaat het voornamelijk om welke voorzorgsmaatregelen men in acht moet nemen om een maaltijd op een hygiënische wijze klaar te maken, zoals bijvoorbeeld het wassen van de handen met zeep, het vermijden van vuil water, het goed doorbakken van het vlees, het afdekken van de bereide maaltijd, enz. Tijdens de les geeft de zuster het beste van zichzelf en de meisjes werken goed mee in de klas. Ik slaag er niet in een jaloerse gedachte te onderdrukken. Een klas van slechts 22 leerlingen, wat een droom… Patrice Faho wil in de komende jaren het aantal leerlingen opdrijven. In de school kunnen immers gemakkelijk 40 leerlingen verblijven. Hiervoor is echter nog de nodige promotie van de opleiding en sensibilisering in de dorpen vereist.
Zuster Joséphine geeft het beste van zichzelf.
Aandachtige leerlingen
Nadat de les in hygiëne afgelopen is, geeft zuster Joséphine mij een rondleiding in de school. De school beslaat een terrein van toch wel minstens 3 ha, is volledig ommuurd en bestaat uit verschillende gebouwen. Het naaiatelier ziet er in ieder geval geweldig uit. De meisjes nemen plaats achter hun machines en de fotosessie kan beginnen. Het ontbreekt het atelier echter nog wel aan voldoende machines. Ik weet dat Wereldmissiehulp in Boechout oude naaimachines verzamelt en herstelt. Misschien kan ik een transport van een aantal machines organiseren. Toch maar best eerst de kostprijs uitrekenen. De aankoop van een naaimachine in Ouagadougou kost zo’n 70 000 CFA (= 105 €). Vervolgens lopen we langs de refter, de slaapzaal en de tuin. De meisjes doen in de school ook aan tuinbouw waarvan ze de opbrengst zelf kunnen consumeren. Na de rondleiding nemen we afscheid en snorren terug richting centrum. Vandaag is het marktdag in Bomborokui en we brengen dan ook nog gauw een bezoekje aan de markt.
In het naaiatelier
Wat een fraai resultaat!
Ook in de tuin wordt er hard gewerkt.
In de namiddag rijden Patrice Faho en ik samen op zijn grote Sanili-moto naar het broussedorp Swankuy om de kerk te zien die Afrant daar heeft gebouwd. Het gebouw op zich is helemaal afgewerkt. Nu rest er alleen nog de binnenafwerking. In de kerk heeft men, in afwachting van echte banken, rijen stenen gemetst waarop de kerkgangers kunnen plaatsnemen. In de drie metalen deuren van de kerk heeft men drie belangrijke symbolen van de Burkinese ‘cultuur’ aangebracht, nl. in de linkerdeur de gierstkolf en de hak waarmee de Burkinese boeren hun veld bewerken en in de rechterdeur een kleine, langwerpige trommel met stok. Het plan van de deuren is door Patrice Faho zelf getekend. Heel fraai gedaan. Terug in Bomborokui ben ik blij dat ik even op mijn bed kan gaan liggen. Ik voel de vermoeidheid wegen. Toch doet het goed om er eens een weekend tussenuit te zijn en van een andere atmosfeer te proeven…
Het kerkje te Swankui
De deur van de kerk te Swankui
Aan de binneninrichting kan nog gewerkt worden.
Zondag is het het feest van de patroonheilige St. Lucy van het broussedorp Danekui. Het is dan ook de hoofdpastoor Patrice Faho die er vandaag de mis gaat opdragen. Danekui is ook het geboortedorp van een collega van mij op het CFP, nl. Fredo. Fredo heeft vernomen dat Afrant scholen financiert en heeft aan mij gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om in zijn dorp een lagere school te bouwen. Het feest van de heilige Lucy komt dan ook op het juiste moment om eens een verkennend bezoek aan het dorp Danekui te brengen. Danekui heeft slechts een kleine kapel en de mis voor het feest wordt in open lucht opgedragen. Ik ben erg onder de indruk van de liederen die (in het Bwamu) gebracht worden door het jeugdkoor. De manier echter waarop de twee begeleiders op hun balafon, de Afrikaanse variant van de xylofoon, tekeergaan is zowaar nog indrukwekkender. Blindelings weten ze met hun stokken de juiste noten te vinden. Ondanks de 25°C krijg ik er kippenvel van. Dit heeft echt wel iets magisch.
Eenmaal de mis gedaan is, zijn we weeral zo’n drie uur verder. Er wordt gegeten en natuurlijk veel dolo gedronken. In de namiddag worden verschillende families in het dorp bezocht. Om 16u30 moeten we door, want ik wil diezelfde avond nog vanuit Bomborokui naar Nouna terugkeren. Wat de school voor Danekui betreft, lijkt het mij raadzaam om eerst eens bij abbé Zéphyrin Bagnawa de nodige inlichtingen in te winnen. Hij heeft immers ervaringen met scholenbouw en ik wil weten welke criteria hij hanteert om te zien op welke plek er werkelijk nood is aan een school.
Examentijd
Op school is het examenweek. Ik recupereer de belangrijkste vragen van de twee overhoringen en kwoteer op 40 punten. Ik verander niet te veel aan de vragen uit schrik dat de zwakste leerlingen er niets van gaan terecht brengen. Vragen waarbij men zelf een redenering moet opbouwen, is voor de meesten sowieso te veel gevraagd. Uiteindelijk komt het altijd weer op hetzelfde neer, nl. een gepast evenwicht vinden zodat enerzijds de zwakke leerling ook nog een aantal vragen goed kan oplossen (in de hoop dat hij nog minstens de helft haalt), en anderzijds het voor de slimme leerling nog een uitdaging blijft. Hoe dan ook geen gemakkelijke opgave in zo'n grote klassen waar het niveau tussen de leerlingen zeer ver uiteen ligt.
Ondertussen heb ik de examens al verbeterd en de resultaten liggen in de lijn van de overhoringen, dus daar zit ik wel goed, denk ik. De verbetering neemt echter wel heel wat tijd in beslag, aangezien het examen bijna dubbel zo lang is als één overhoring en er nu eenmaal 132 te verbeteren kopieën zijn. Sommige slimme leerlingen beklagen zich omdat ik punten heb afgetrokken, hoewel ze een juiste uitkomst hebben gegeven. Ze hebben echter niet alle tussenstappen op hun blad gezet. De tussenstappen zijn voor mij een (weliswaar bescheiden) manier om na te gaan of iemand afgekeken heeft. Dat er afgekeken wordt, is zeker. Maar wat ga je eraan doen in een klas waar leerlingen als sardientjes in een blik op elkaar zitten, maar tegelijkertijd de verste leerling toch nog tien meter veraf zit als je aan de ene kant van de klas staat?
De werf van de bureaus te Goni (met op de achtergrond de bibliotheek)
Donderdag breng ik opnieuw een bezoek aan de werf te Goni. Ik vraag aan Innocent of hij geen zin heeft om mij te vergezellen. Hij stemt toe en we vertrekken met zijn moto. Daar ben ik blij om, want dan hoef ik niet zelf te sturen (hèhè) en dan ben ik tenminste zeker dat ik niet in het zand zal bijten (hoewel je weet natuurlijk nooit). We komen rond 9u30 op de werf aan. Ik stel vast dat de arbeiders van de aannemer al ijverig aan het werk zijn, maar van de lokale bevolking is er nog geen mens te bespeuren. De werken zijn ten opzichte van vorige week toch al aardig opgeschoten. Men heeft de muren van de bibliotheek tot een bepaald niveau afgewerkt en de arbeiders zijn nu volop bezig aan de muren van de bureaus. Eén man verzorgt verder het houtwerk voor de fundamenten van het gebouw voor de klaslokalen en ondertussen worden natuurlijk nog altijd bakstenen aangemaakt.
Samen schiet het werk aardig op.
Eén man houdt zich bezig met het houtwerk voor de fundamenten van de klaslokalen.
Ik vraag de verantwoordelijke Ousmane naar de 'cahier de chantier'. In dit schrift worden normaal zorgvuldig alle gebeurtenissen en veranderingen op een werf genoteerd. Tot mijn grote verbazing geeft Ousmane mij een schrift, waar op geschreven staat 'cahier de chantier', maar waar niets in staat genoteerd. De schrift is nog volledig blanco. Dat moet ik toch eens bij Ocades navragen. Als we uit Goni vertrekken, vraag ik aan Basile, dorpsbewoner van Goni en vriend van abbé Bernard, hoe het komt dat de dorpsbewoners zo laat op de werf verschijnen. Basile die voldoende Frans beheerst, antwoordt mij dat de bewoners hetzelfde werkritme hanteren als voor het werk op het veld. In principe bepaalt elke dorpsbewoner zelf wanneer hij op zijn veld gaat werken. Het komt er dus min of meer op neer dat hij gaat werken 'wanneer hij daar goesting in heeft.' Dat is natuurlijk niet aangenaam voor een aannemer die van het werk van deze lokale bevolking afhankelijk is. Kan ìk daar misschien iets aan veranderen?
Steen per steen
Innocent en ik besluiten naar Nouna terug te keren via Kamadena, een dorp op 7 km van Goni waar men op dit moment een 'Centre de Santé et de Promotion Sociale' (CSPS), of beter gezegd het type van medische hulppost dat men in de meeste grotere dorpen aantreft, aan het bouwen is. Op deze werf in Kamadena is mijn goede vriend en metser Rafaël aan het werk. Ook in Kamadena werkt de aannemer samen met de lokale bevolking. Rafaël is over deze samenwerking echter helemaal niet te spreken. Hij zegt ronduit dat als hij geweten had dat hij met de plaatselijke gemeenschap moest samenwerken, hij niet zou gekomen zijn. Volgens Rafaël is het beter gewoon een financiële bijdrage van de bevolking te eisen, want nu is het de aannemer die de dupe is. De bewoners zeggen wel dat ze zullen komen werken, maar als puntje bij paaltje komt, gebeurt er niets. Ook zijn er vaak twisten binnen een dorpsgemeenschap. Hoe wil je dat mensen op een werf gaan samenwerken als ze onderling problemen hebben met elkaar?
Rafaël, Bonaventure, Souleymane en Innocent tijdens het middageten in Kamadena
Rafaël raadt mij echter aan om dikwijls de werf in Goni te bezoeken. De bewoners kunnen een vreemdeling en gast immers niets weigeren. Mijn aanwezigheid zou dus wel eens een stimulerend effect kunnen hebben. Als ik nu eens de bewoners van Goni zou gaan helpen bij de uitvoering van hun taken, zou dat hen misschien kunnen aanzetten om vroeger op de werf te verschijnen? Het is alleszins een interessante gedachte. Ik besluit dan ook in de volgende weken effectief mee te gaan werken op de werf. Benieuwd wat het resultaat zal zijn. Nadat Rafaël, Innocent en ik, samen met nog twee andere collega's in een lokaal stalletje in Kamadena gegeten hebben, keren Innocent en ik huiswaarts.
Ikzelf en Innocent
Het weekend breng ik door in de parochie van Bomborokui. Ook in deze parochie heeft Afrant een aantal projecten lopen en het is de sympathieke hoofdpastoor van Bomborokui, Patrice Faho, die me heeft uitgenodigd om tijdens dit weekend een tweetal projecten te bezoeken. Bomborokui is een klein stadje op de grote weg van Nouna naar Djibasso, waar voornamelijk Bwaba wonen. Deze etnische groep van Bwaba spreekt de lokale taal Bwamu, een taal die verwant is met het Boré, de taal van de Bobo in Djibasso. Dit in tegenstelling tot het Djoela dat verwant is met het Bambara en dat in grote delen van Zuidwest-Burkina wordt gesproken tot over de grenzen met Mali en Ivoorkust. Gelukkig verstaan de meeste Bwaba ook Djoela zodat de begroetingen uit mijn Djoela-cursus toch nog van pas komen.
De kerk van Bomborokui
Het team van de parochie van Bomborokui is drie pastoors en drie zusters sterk die samen instaan voor het zielenheil van 33 dorpen. Net als in Djibasso is het onmogelijk om elk weekend in elk dorp een mis te doen. De parochie kan dan ook rekenen op de steun van een 15-tal catechisten die voorgaan in een gebedsdienst bij afwezigheid van de pastoor. Ik vertrek vrijdagnamiddag rond 15u15 vanuit Nouna. Ik doe het rustig aan en rijd niet te snel, want de grote weg van Nouna naar Bomborokui zit vol verraderlijke putten en plekken met mul zand. Zo’n anderhalf uur later en 40 km verder word ik in Bomborokui ontvangen door curé Patrice Faho.
Sinds enkele jaren steunt Afrant een beroepsschool voor meisjes die door de parochie van Bomborokui uit de grond is gestampt. Nadat in de eerste jaren de gebouwen zijn gezet, is men vorig jaar met de eigenlijke opleiding begonnen. In de beroepsschool heeft men een driejarige opleiding op het oog voor meisjes van twaalf tot achttien jaar, waarbij het accent wordt gelegd op alfabetisering en het aanleren van het beroep van naaister. Daarnaast krijgen de meisjes nog lessen in hygiëne, economie, tuinbouw en godsdienst. De alfabetisering gebeurt in een eerste fase in het Djoela, dwz van het Bwamu naar het Djoela. In een tweede fase zal dan ook Frans aangeleerd worden.
De school bestaat uit verschillende gebouwen op een terrein van 3 ha.
Het onderwijs wordt verzorgd door curé Patrice Faho, zuster Joséphine en zeven externe leerkrachten. De meisjes verblijven intern in de school en zijn afkomstig uit de verschillende dorpen verspreid over de parochie van Bomborokui. Het inschrijvingsgeld bedraagt 10 000 CFA (= 15 €) en een zak gierst, maar dit volstaat echter niet om heel de opleiding te bekostigen. Momenteel zijn er 22 leerlingen, waarvan er twee in het tweede jaar zitten en twintig in het eerste jaar.
De les hygiëne kan beginnen.
Zaterdagvoormiddag breng ik samen met zuster Joséphine een bezoek aan de beroepsschool. De school ligt op zo’n 5 km van het centrum. Op het programma staat een les in hygiëne met als thema ‘Hoe zich beschermen tegen ziekten?’. In de les gaat het voornamelijk om welke voorzorgsmaatregelen men in acht moet nemen om een maaltijd op een hygiënische wijze klaar te maken, zoals bijvoorbeeld het wassen van de handen met zeep, het vermijden van vuil water, het goed doorbakken van het vlees, het afdekken van de bereide maaltijd, enz. Tijdens de les geeft de zuster het beste van zichzelf en de meisjes werken goed mee in de klas. Ik slaag er niet in een jaloerse gedachte te onderdrukken. Een klas van slechts 22 leerlingen, wat een droom… Patrice Faho wil in de komende jaren het aantal leerlingen opdrijven. In de school kunnen immers gemakkelijk 40 leerlingen verblijven. Hiervoor is echter nog de nodige promotie van de opleiding en sensibilisering in de dorpen vereist.
Zuster Joséphine geeft het beste van zichzelf.
Aandachtige leerlingen
Nadat de les in hygiëne afgelopen is, geeft zuster Joséphine mij een rondleiding in de school. De school beslaat een terrein van toch wel minstens 3 ha, is volledig ommuurd en bestaat uit verschillende gebouwen. Het naaiatelier ziet er in ieder geval geweldig uit. De meisjes nemen plaats achter hun machines en de fotosessie kan beginnen. Het ontbreekt het atelier echter nog wel aan voldoende machines. Ik weet dat Wereldmissiehulp in Boechout oude naaimachines verzamelt en herstelt. Misschien kan ik een transport van een aantal machines organiseren. Toch maar best eerst de kostprijs uitrekenen. De aankoop van een naaimachine in Ouagadougou kost zo’n 70 000 CFA (= 105 €). Vervolgens lopen we langs de refter, de slaapzaal en de tuin. De meisjes doen in de school ook aan tuinbouw waarvan ze de opbrengst zelf kunnen consumeren. Na de rondleiding nemen we afscheid en snorren terug richting centrum. Vandaag is het marktdag in Bomborokui en we brengen dan ook nog gauw een bezoekje aan de markt.
In het naaiatelier
Wat een fraai resultaat!
Ook in de tuin wordt er hard gewerkt.
In de namiddag rijden Patrice Faho en ik samen op zijn grote Sanili-moto naar het broussedorp Swankuy om de kerk te zien die Afrant daar heeft gebouwd. Het gebouw op zich is helemaal afgewerkt. Nu rest er alleen nog de binnenafwerking. In de kerk heeft men, in afwachting van echte banken, rijen stenen gemetst waarop de kerkgangers kunnen plaatsnemen. In de drie metalen deuren van de kerk heeft men drie belangrijke symbolen van de Burkinese ‘cultuur’ aangebracht, nl. in de linkerdeur de gierstkolf en de hak waarmee de Burkinese boeren hun veld bewerken en in de rechterdeur een kleine, langwerpige trommel met stok. Het plan van de deuren is door Patrice Faho zelf getekend. Heel fraai gedaan. Terug in Bomborokui ben ik blij dat ik even op mijn bed kan gaan liggen. Ik voel de vermoeidheid wegen. Toch doet het goed om er eens een weekend tussenuit te zijn en van een andere atmosfeer te proeven…
Het kerkje te Swankui
De deur van de kerk te Swankui
Aan de binneninrichting kan nog gewerkt worden.
Zondag is het het feest van de patroonheilige St. Lucy van het broussedorp Danekui. Het is dan ook de hoofdpastoor Patrice Faho die er vandaag de mis gaat opdragen. Danekui is ook het geboortedorp van een collega van mij op het CFP, nl. Fredo. Fredo heeft vernomen dat Afrant scholen financiert en heeft aan mij gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om in zijn dorp een lagere school te bouwen. Het feest van de heilige Lucy komt dan ook op het juiste moment om eens een verkennend bezoek aan het dorp Danekui te brengen. Danekui heeft slechts een kleine kapel en de mis voor het feest wordt in open lucht opgedragen. Ik ben erg onder de indruk van de liederen die (in het Bwamu) gebracht worden door het jeugdkoor. De manier echter waarop de twee begeleiders op hun balafon, de Afrikaanse variant van de xylofoon, tekeergaan is zowaar nog indrukwekkender. Blindelings weten ze met hun stokken de juiste noten te vinden. Ondanks de 25°C krijg ik er kippenvel van. Dit heeft echt wel iets magisch.
Eenmaal de mis gedaan is, zijn we weeral zo’n drie uur verder. Er wordt gegeten en natuurlijk veel dolo gedronken. In de namiddag worden verschillende families in het dorp bezocht. Om 16u30 moeten we door, want ik wil diezelfde avond nog vanuit Bomborokui naar Nouna terugkeren. Wat de school voor Danekui betreft, lijkt het mij raadzaam om eerst eens bij abbé Zéphyrin Bagnawa de nodige inlichtingen in te winnen. Hij heeft immers ervaringen met scholenbouw en ik wil weten welke criteria hij hanteert om te zien op welke plek er werkelijk nood is aan een school.
dinsdag 4 december 2007
Week 26/11/07 – 02/12/07
Deze week moet ik dringend een bezoekje brengen aan Goni. Goni is het dorp waar Afrant op dit moment een middelbare school aan het bouwen is, op zo’n 22 km ten zuiden van Nouna in het midden van de brousse. De school zal aan de kinderen van Goni en de omliggende dorpen de kans bieden om hun studies van de lagere school verder te zetten, zonder daarvoor naar ‘de grote stad’ te moeten verhuizen. Een belangrijk probleem van middelbaar onderwijs hier in de regio is dat leerlingen uit de broussedorpen, als ze al een plaatsje kunnen veroveren op een middelbare school in de wijde omgeving, ze vaak geen behoorlijk onderkomen vinden in de onmiddellijke omgeving van de school. Vandaar dat dit college midden in de brousse zo belangrijk is. Op de school zullen de eerste vier jaren van middelbaar onderwijs georganiseerd worden, zodat de kinderen de kans krijgen om hun BEPC ofwel ‘Brevet d’Etudes du Premier Cycle’ te behalen. Voor de tweede cyclus van middelbaar onderwijs, de drie volgende jaren die uitzicht geven op het diploma van Bacchaloreat, zullen de leerlingen evenwel naar een andere onderwijsinstelling moeten verhuizen.
Bij het dispensarium in Goni worden spuiten voor vaccinatie uitgeladen.
Goni is ook het dorp van abbé Bernard, de hoofdpastoor van de kathedraal van Nouna en meteen ook de algemeen directeur van het katholiek onderwijs in Nouna. Samen met hem heb ik Goni al een drietal keren bezocht. Het contract voor de bouw van de school is einde oktober getekend tussen Ocades, de lokale partner van Afrant, en de aannemer, en loopt over een periode van zes maanden, nl. van 1 november 2007 tot 30 april 2008. November is echter een oogstmaand en tot in het begin van deze maand was de bouwwerf nog één groot gierstveld. Ondertussen is de oogst binnengehaald en van abbé Bernard verneem ik dat de aannemer begonnen is met de graafwerken en het aanleggen van de fundamenten van de verschillende gebouwen. We spreken af om vrijdagnamiddag samen de bouwwerf te bezoeken. Op het laatste moment is hij echter door zijn drukke agenda verhinderd, maar hij stuurt mij een gids mee in de persoon van Safanitié, één van zijn beschermelingen en tegelijk een leerling uit één van mijn klassen op het CFP. Abbé Bernard heeft Safanitié, afkomstig uit een dorp op zo’n 110 km van Nouna, onder zijn hoede genomen en laat hem op het CFP studeren. Safanitié kent de weg naar Goni op zijn duimpje.
De afgevaardigde van Goni voor de fundamenten van de bureaus
Samen met Safanitié achterop de brommer vertrek ik rond 14u30 richting Goni. Nu het regenseizoen voorbij is, ligt de rechtstreekse weg naar Goni via de dorpen Boron en Dara er weer kurkdroog bij. Het is merkwaardig om vast te stellen dat de grote hoeveelheid water die in september de omgeving tussen Dara en Goni nog volledig onder water zette, zo snel verdwenen is. Het is effe wennen om met een tweede persoon achterop over de zandpaden van de Afrikaanse brousse te snorren, maar zo’n drie kwartiertjes later bereiken we zonder kleerscheuren ons doel, nl. Goni. Bij het dispensarium ontmoet ik de afgevaardigde van het dorp. Op dat moment is men net een terreinwagen aan het uitladen die een grote hoeveelheid spuiten heeft gebracht voor een vaccinatie. Na het traditionele ontvangstritueel, het drinken van de beker met water, trekken de afgevaardigde, Safanitié en ikzelf richting bouwwerf die zo’n 150 m verderop gelegen is.
De graafwerken voor het gebouw met de vier klaslokalen zijn klaar.
Deskundig houtwerk voor de fundamenten
Als ik op de bouwwerf aankom, sta ik er voor de eerste keer bij stil hoe uitgebreid het terrein wel is. Dit is niet zomaar een lagere school van één gebouw met drie klaslokalen en een bergruimte, maar wel een middelbare school met alles erop en eraan, dwz één gebouw met vier klaslokalen, een bibliotheek, een bureau, vier woningen voor de leerkrachten, een diepe boring voor de watervoorziening, enz… Op verschillende plaatsen zijn mensen aan het werk. Ik stel vast dat men voor verscheidene gebouwen reeds de graafwerken heeft uitgevoerd en de eerste fundamenten heeft aangebracht. Van de bibliotheek staan zelfs de eerste muren recht.
De bibliotheek is al in volle opbouw.
Een school bouwen hier in de streek van Nouna is niet enkel een kwestie van geld. Een goede samenwerking tussen de betrokken partijen waaronder Ocades, de aannemer, de verantwoordelijken ter plaatse en de lokale bevolking is minstens even belangrijk. Ocades voert een actief beleid om de lokale bevolking bij de realisatie van een ontwikkelingsproject te mobiliseren. De plaatselijke gemeenschap wordt verantwoordelijk gesteld voor de uivoering van bepaalde taken. Dit laat niet enkel toe aan de lokale bevolking om haar school, ziekenhuis of waterput te ‘verdienen’, maar bevordert tegelijk de integratie van het project binnen de plaatselijke gemeenschap. De dorpsbewoners zullen het project beschouwen als iets dat ze mee gerealiseerd hebben en niet als iets dat zomaar uit de hemel is komen vallen. Het verantwoordelijkheidsgevoel om de school, ziekenhuis of waterput achteraf, na de uitvoering van de werken, ook goed te laten functioneren, zal dan ook groter zijn. De responsabilisering van de mensen aan wie een ontwikkelingsproject ten goede komt, is dan ook essentieel voor het slagen van dit project.
De dorpsbewoners bij de waterput
Ik vraag de afgevaardigde naar de organisatie en de taken van de dorpsbewoners. De afgevaardigde vertelt mij dat de gemeenschap zich heeft georganiseerd in acht groepen van twintig tot soms wel dertig man. Elke dag is een andere groep aan de beurt. De lokale bevolking staat in voor het aandragen van water, de levering van zand en het opgraven van grind. Op het moment dat ik op de bouwwerf aankom, hebben zo’n twintigtal mensen zich rond een waterput vlakbij de werf verzameld om water op te halen en zo het waterbassin te vullen. Dit water is noodzakelijk voor de aanmaak van bakstenen die allemaal ter plaatse worden gefabriceerd. De aannemer is tot Djibasso, een stadje zo’n 80 km verderop, moeten gaan om het juiste zand voor de bakstenen te vinden.
Het water wordt opgehaald...
...en met een watertank naar het waterbassin gebracht.
De dorpsbewoners bij het waterbassin
Ondertussen zijn ook de arbeiders van de aannemer bezig met enerzijds het metselwerk aan de bibliotheek en anderzijds de aanmaak van bakstenen. Wanneer ik aan de verantwoordelijke van de werf, Malik, vraag hoe de werken verlopen, vertelt hij me dat er zich drie problemen stellen. Het belangrijkste probleem is dat er in de toekomst mogelijk een tekort aan water zal zijn door het grote verbruik van water voor de aanmaak van de bakstenen. De watervoorraad in de put is nu eenmaal beperkt. Malik wil het tempo van de werken opvoeren, maar vreest dat hij dan zonder water zal komen te zitten. Vervolgens stelt hij dat de dorpsbewoners ’s morgens nogal laat op de werf verschijnen en ’s avonds al vroeg naar huis gaan. Dit is blijkbaar een algemeen gekend verschijnsel wanneer men de lokale bevolking wil mobiliseren voor participatie aan een project. Tenslotte zou Malik graag hebben dat de dorpsbewoners naar een site die wat verderop gelegen is, zouden gaan om grind op te graven. Dan zou hij met een aanhangwagen van het bedrijf het grind kunnen komen ophalen en dit zou meteen ook de kosten drukken. Op dit moment laat men het grind uit Nouna aanvoeren.
De bakstenen worden op dezelfde manier vervaardigd als op het CFP.
Na fabricatie dienen de bakstenen voor de muren nog bevochtigd te worden.
Ik spreek de afgevaardigde van het dorp aan over de problemen die Malik zonet heeft aangehaald. Wat het watertekort betreft, zegt hij dat er zich tot nu toe nog geen tekort heeft voorgedaan en dat een dergelijk intensief gebruik van water enkel in de beginfase van de werken vereist is. Bovendien stelt hij dat er op dit moment nog geen aanhangwagen van de aannemer aanwezig is om het grind te gaan ophalen. Verder vraagt een dergelijke verplaatsing naar de grindsite een hele organisatie. Er moet oa water en eten voorzien worden voor de mensen die ter plaatse gaan werken. Er blijkt inderdaad een probleem met de aanhangwagen te zijn. De aanhangwagen is defect en wordt op dit moment hersteld. Toch vraag ik aan de afgevaardigde dat de dorpsbewoners een inspanning zouden doen om het grind te gaan opgraven. Het feit dat er geen grind wordt opgegraven, zal de aanhangwagen zeker niet sneller doen verschijnen en tegen de tijd dat de aanhangwagen hersteld is, kan hij dan meteen ook ingezet worden.
Ondertussen loopt het al tegen 17u00. We mogen niet meer te lang wachten met huiswaarts te keren, want rond 18u00 is het zo goed als donker. Abbé Bernard heeft mij aangeraden voor donker thuis te zijn. Toch moeten we nog even wachten, want Seydou, de jongen die mij bij een vorig bezoek de overstroomde velden heeft laten zien, wil mij absoluut nog een kip meegeven. Hoe kan ik dat als dierenliefhebber weigeren? Even later verschijnt Seydou met een haan. Nu kunnen we goed en wel vertrekken.
Wederom vertrek ik niet zonder haan.
Tijdens onze terugrit gaan Safanitié en ik nog heel merkwaardig tegen de grond. Bij het binnenrijden van Dara begint het stuur van de brommer plots hevig van links naar rechts te slingeren en daar gaan we… We bijten in het zand. Wellicht heeft het mulle zand van Dara ons te grazen genomen. Gelukkig geen erg, Safanitié en ik komen er met een paar lichte kneuzingen vanaf en ook de haan die over het stuur van de brommer hing, leeft nog. De linkervoetsteun is echter wel verbogen en hindert de pedaal van de versnellingsbak. Dus moeten we op zoek naar een mecanicien. Die laatste hebben we snel gevonden en even later kunnen we onze weg al terug verder zetten. Door dit oponthoud zijn we echter wel achter op ons schema en ondertussen is het al beginnen te schemeren. In deze schemering is het inderdaad moeilijk sturen. Gelukkig is Nouna niet meer ver af.
Bij het dispensarium in Goni worden spuiten voor vaccinatie uitgeladen.
Goni is ook het dorp van abbé Bernard, de hoofdpastoor van de kathedraal van Nouna en meteen ook de algemeen directeur van het katholiek onderwijs in Nouna. Samen met hem heb ik Goni al een drietal keren bezocht. Het contract voor de bouw van de school is einde oktober getekend tussen Ocades, de lokale partner van Afrant, en de aannemer, en loopt over een periode van zes maanden, nl. van 1 november 2007 tot 30 april 2008. November is echter een oogstmaand en tot in het begin van deze maand was de bouwwerf nog één groot gierstveld. Ondertussen is de oogst binnengehaald en van abbé Bernard verneem ik dat de aannemer begonnen is met de graafwerken en het aanleggen van de fundamenten van de verschillende gebouwen. We spreken af om vrijdagnamiddag samen de bouwwerf te bezoeken. Op het laatste moment is hij echter door zijn drukke agenda verhinderd, maar hij stuurt mij een gids mee in de persoon van Safanitié, één van zijn beschermelingen en tegelijk een leerling uit één van mijn klassen op het CFP. Abbé Bernard heeft Safanitié, afkomstig uit een dorp op zo’n 110 km van Nouna, onder zijn hoede genomen en laat hem op het CFP studeren. Safanitié kent de weg naar Goni op zijn duimpje.
De afgevaardigde van Goni voor de fundamenten van de bureaus
Samen met Safanitié achterop de brommer vertrek ik rond 14u30 richting Goni. Nu het regenseizoen voorbij is, ligt de rechtstreekse weg naar Goni via de dorpen Boron en Dara er weer kurkdroog bij. Het is merkwaardig om vast te stellen dat de grote hoeveelheid water die in september de omgeving tussen Dara en Goni nog volledig onder water zette, zo snel verdwenen is. Het is effe wennen om met een tweede persoon achterop over de zandpaden van de Afrikaanse brousse te snorren, maar zo’n drie kwartiertjes later bereiken we zonder kleerscheuren ons doel, nl. Goni. Bij het dispensarium ontmoet ik de afgevaardigde van het dorp. Op dat moment is men net een terreinwagen aan het uitladen die een grote hoeveelheid spuiten heeft gebracht voor een vaccinatie. Na het traditionele ontvangstritueel, het drinken van de beker met water, trekken de afgevaardigde, Safanitié en ikzelf richting bouwwerf die zo’n 150 m verderop gelegen is.
De graafwerken voor het gebouw met de vier klaslokalen zijn klaar.
Deskundig houtwerk voor de fundamenten
Als ik op de bouwwerf aankom, sta ik er voor de eerste keer bij stil hoe uitgebreid het terrein wel is. Dit is niet zomaar een lagere school van één gebouw met drie klaslokalen en een bergruimte, maar wel een middelbare school met alles erop en eraan, dwz één gebouw met vier klaslokalen, een bibliotheek, een bureau, vier woningen voor de leerkrachten, een diepe boring voor de watervoorziening, enz… Op verschillende plaatsen zijn mensen aan het werk. Ik stel vast dat men voor verscheidene gebouwen reeds de graafwerken heeft uitgevoerd en de eerste fundamenten heeft aangebracht. Van de bibliotheek staan zelfs de eerste muren recht.
De bibliotheek is al in volle opbouw.
Een school bouwen hier in de streek van Nouna is niet enkel een kwestie van geld. Een goede samenwerking tussen de betrokken partijen waaronder Ocades, de aannemer, de verantwoordelijken ter plaatse en de lokale bevolking is minstens even belangrijk. Ocades voert een actief beleid om de lokale bevolking bij de realisatie van een ontwikkelingsproject te mobiliseren. De plaatselijke gemeenschap wordt verantwoordelijk gesteld voor de uivoering van bepaalde taken. Dit laat niet enkel toe aan de lokale bevolking om haar school, ziekenhuis of waterput te ‘verdienen’, maar bevordert tegelijk de integratie van het project binnen de plaatselijke gemeenschap. De dorpsbewoners zullen het project beschouwen als iets dat ze mee gerealiseerd hebben en niet als iets dat zomaar uit de hemel is komen vallen. Het verantwoordelijkheidsgevoel om de school, ziekenhuis of waterput achteraf, na de uitvoering van de werken, ook goed te laten functioneren, zal dan ook groter zijn. De responsabilisering van de mensen aan wie een ontwikkelingsproject ten goede komt, is dan ook essentieel voor het slagen van dit project.
De dorpsbewoners bij de waterput
Ik vraag de afgevaardigde naar de organisatie en de taken van de dorpsbewoners. De afgevaardigde vertelt mij dat de gemeenschap zich heeft georganiseerd in acht groepen van twintig tot soms wel dertig man. Elke dag is een andere groep aan de beurt. De lokale bevolking staat in voor het aandragen van water, de levering van zand en het opgraven van grind. Op het moment dat ik op de bouwwerf aankom, hebben zo’n twintigtal mensen zich rond een waterput vlakbij de werf verzameld om water op te halen en zo het waterbassin te vullen. Dit water is noodzakelijk voor de aanmaak van bakstenen die allemaal ter plaatse worden gefabriceerd. De aannemer is tot Djibasso, een stadje zo’n 80 km verderop, moeten gaan om het juiste zand voor de bakstenen te vinden.
Het water wordt opgehaald...
...en met een watertank naar het waterbassin gebracht.
De dorpsbewoners bij het waterbassin
Ondertussen zijn ook de arbeiders van de aannemer bezig met enerzijds het metselwerk aan de bibliotheek en anderzijds de aanmaak van bakstenen. Wanneer ik aan de verantwoordelijke van de werf, Malik, vraag hoe de werken verlopen, vertelt hij me dat er zich drie problemen stellen. Het belangrijkste probleem is dat er in de toekomst mogelijk een tekort aan water zal zijn door het grote verbruik van water voor de aanmaak van de bakstenen. De watervoorraad in de put is nu eenmaal beperkt. Malik wil het tempo van de werken opvoeren, maar vreest dat hij dan zonder water zal komen te zitten. Vervolgens stelt hij dat de dorpsbewoners ’s morgens nogal laat op de werf verschijnen en ’s avonds al vroeg naar huis gaan. Dit is blijkbaar een algemeen gekend verschijnsel wanneer men de lokale bevolking wil mobiliseren voor participatie aan een project. Tenslotte zou Malik graag hebben dat de dorpsbewoners naar een site die wat verderop gelegen is, zouden gaan om grind op te graven. Dan zou hij met een aanhangwagen van het bedrijf het grind kunnen komen ophalen en dit zou meteen ook de kosten drukken. Op dit moment laat men het grind uit Nouna aanvoeren.
De bakstenen worden op dezelfde manier vervaardigd als op het CFP.
Na fabricatie dienen de bakstenen voor de muren nog bevochtigd te worden.
Ik spreek de afgevaardigde van het dorp aan over de problemen die Malik zonet heeft aangehaald. Wat het watertekort betreft, zegt hij dat er zich tot nu toe nog geen tekort heeft voorgedaan en dat een dergelijk intensief gebruik van water enkel in de beginfase van de werken vereist is. Bovendien stelt hij dat er op dit moment nog geen aanhangwagen van de aannemer aanwezig is om het grind te gaan ophalen. Verder vraagt een dergelijke verplaatsing naar de grindsite een hele organisatie. Er moet oa water en eten voorzien worden voor de mensen die ter plaatse gaan werken. Er blijkt inderdaad een probleem met de aanhangwagen te zijn. De aanhangwagen is defect en wordt op dit moment hersteld. Toch vraag ik aan de afgevaardigde dat de dorpsbewoners een inspanning zouden doen om het grind te gaan opgraven. Het feit dat er geen grind wordt opgegraven, zal de aanhangwagen zeker niet sneller doen verschijnen en tegen de tijd dat de aanhangwagen hersteld is, kan hij dan meteen ook ingezet worden.
Ondertussen loopt het al tegen 17u00. We mogen niet meer te lang wachten met huiswaarts te keren, want rond 18u00 is het zo goed als donker. Abbé Bernard heeft mij aangeraden voor donker thuis te zijn. Toch moeten we nog even wachten, want Seydou, de jongen die mij bij een vorig bezoek de overstroomde velden heeft laten zien, wil mij absoluut nog een kip meegeven. Hoe kan ik dat als dierenliefhebber weigeren? Even later verschijnt Seydou met een haan. Nu kunnen we goed en wel vertrekken.
Wederom vertrek ik niet zonder haan.
Tijdens onze terugrit gaan Safanitié en ik nog heel merkwaardig tegen de grond. Bij het binnenrijden van Dara begint het stuur van de brommer plots hevig van links naar rechts te slingeren en daar gaan we… We bijten in het zand. Wellicht heeft het mulle zand van Dara ons te grazen genomen. Gelukkig geen erg, Safanitié en ik komen er met een paar lichte kneuzingen vanaf en ook de haan die over het stuur van de brommer hing, leeft nog. De linkervoetsteun is echter wel verbogen en hindert de pedaal van de versnellingsbak. Dus moeten we op zoek naar een mecanicien. Die laatste hebben we snel gevonden en even later kunnen we onze weg al terug verder zetten. Door dit oponthoud zijn we echter wel achter op ons schema en ondertussen is het al beginnen te schemeren. In deze schemering is het inderdaad moeilijk sturen. Gelukkig is Nouna niet meer ver af.
woensdag 28 november 2007
Week 19/11/07 – 25/11/07
Woensdagavond ben ik met mijn drumcursus begonnen. Het drumstel dat abbé Pierre in Frankrijk heeft aangekocht, hebben we naar mijn woning verhuisd. Nu kan ik dus rustig thuis aan mijn leerlingen lesgeven. Ik ben alleen benieuwd of de buren niet snel zullen gaan klagen, want doordat er geen vensters in de ramen zitten, is er hier van isolatie natuurlijk geen sprake. Abbé Pierre heeft graag dat ik leerlingen van het eerste en tweede middelbaar leer drummen zodat zij nog enige jaren in het orkest kunnen spelen dat hij van plan is op te richten. Tot nu toe was er echter vooral belangstelling van leerlingen uit de hogere jaren. Uiteindelijk heb ik besloten aan zes leerlingen les te geven. De leerlingen krijgen individueel les en de cursus bestaat enerzijds uit theorie, nl. het leren lezen van het ritme en anderzijds praktijk, nl. het leren drummen zelf.
Woensdagavond ben ik begonnen met Laurentin en René, twee kerels uit de hogere jaren. Laurentin zit in het laatste jaar op het CFP en René in het laatste jaar op het provinciaal lyceum. Het zijn twee gasten die nogal bedreven zijn op een djembé te trommelen zonder evenwel een noot te kunnen lezen. Ik ben benieuwd om te zien in hoeverre het Afrikaanse gevoel voor ritme en onze westerse opvatting van ritme met elkaar verenigbaar zijn. Vrijdagavond heb ik dan nog aan Bona lesgegeven, een vriend uit het koor. De overige drie plaatsen zijn nog niet bezet, maar heb ik gereserveerd voor leerlingen uit de lagere jaren. Abbé Servaes die muziekles geeft op het college Charles Lwanga, is er op dit moment naar op zoek. Hij kijkt welke jongens (en meisjes) in zijn klas gevoel voor ritme hebben én zin om te leren drummen. Ik vrees dat het echter tot na de kerstvakantie zal duren vooraleer deze kandidaten zijn gevonden.
De kruiwagen wordt volgeschept
Zaterdagvoormiddag hebben leerlingen van de richting ‘metsen’ van het CFP verder gewerkt aan de muur die men aan het zetten is tussen mijn woning en die van Auréliens. Dat leverde volgende beelden op…
De geul voor de fundamenten van de muur
Sinds een aantal weken trek ik elke zondagvoormiddag met mijn schaakborden naar het internaat van het CFP. Daar probeer ik de internen tot het schaakspel te verleiden. Doordat het schaakspel hier nagenoeg onbekend is, is het op dit moment nog te vroeg om een echte schaakcursus te organiseren. Ik verkies het om de geïnteresseerden gewoon te laten spelen, na kort de spelregels te hebben uitgelegd, en hen bij te sturen, wanneer ze vragen hebben. Evenwel hoop ik na een aantal weken toch met een echte cursus te kunnen beginnen voor diegenen die blijvend geïnteresseerd zijn en hun niveau willen verbeteren.
Wat is er meer nodig dan een rustig plekje in de schaduw om een partijtje schaak te spelen?
Bruno, Mamadou en Dawda buigen zich over het schaakspel
Frédérique ziet zijn koning in een penibele situatie
Basile aast op de dame van zijn tegenstander...
...maar Fahissa laat dit niet zo maar gebeuren.
Woensdagavond ben ik begonnen met Laurentin en René, twee kerels uit de hogere jaren. Laurentin zit in het laatste jaar op het CFP en René in het laatste jaar op het provinciaal lyceum. Het zijn twee gasten die nogal bedreven zijn op een djembé te trommelen zonder evenwel een noot te kunnen lezen. Ik ben benieuwd om te zien in hoeverre het Afrikaanse gevoel voor ritme en onze westerse opvatting van ritme met elkaar verenigbaar zijn. Vrijdagavond heb ik dan nog aan Bona lesgegeven, een vriend uit het koor. De overige drie plaatsen zijn nog niet bezet, maar heb ik gereserveerd voor leerlingen uit de lagere jaren. Abbé Servaes die muziekles geeft op het college Charles Lwanga, is er op dit moment naar op zoek. Hij kijkt welke jongens (en meisjes) in zijn klas gevoel voor ritme hebben én zin om te leren drummen. Ik vrees dat het echter tot na de kerstvakantie zal duren vooraleer deze kandidaten zijn gevonden.
De kruiwagen wordt volgeschept
Zaterdagvoormiddag hebben leerlingen van de richting ‘metsen’ van het CFP verder gewerkt aan de muur die men aan het zetten is tussen mijn woning en die van Auréliens. Dat leverde volgende beelden op…
De geul voor de fundamenten van de muur
Sinds een aantal weken trek ik elke zondagvoormiddag met mijn schaakborden naar het internaat van het CFP. Daar probeer ik de internen tot het schaakspel te verleiden. Doordat het schaakspel hier nagenoeg onbekend is, is het op dit moment nog te vroeg om een echte schaakcursus te organiseren. Ik verkies het om de geïnteresseerden gewoon te laten spelen, na kort de spelregels te hebben uitgelegd, en hen bij te sturen, wanneer ze vragen hebben. Evenwel hoop ik na een aantal weken toch met een echte cursus te kunnen beginnen voor diegenen die blijvend geïnteresseerd zijn en hun niveau willen verbeteren.
Wat is er meer nodig dan een rustig plekje in de schaduw om een partijtje schaak te spelen?
Bruno, Mamadou en Dawda buigen zich over het schaakspel
Frédérique ziet zijn koning in een penibele situatie
Basile aast op de dame van zijn tegenstander...
...maar Fahissa laat dit niet zo maar gebeuren.
Abonneren op:
Posts (Atom)